Direct naar content
4 min. leestijd

In 2024 vindt een wijziging plaats in de bedrijfsopvolgingsregelingen, namelijk op het gebied van vastgoed dat aan derden verhuurd wordt. Voor aan derden verhuurd vastgoed in een BV gelden de aantrekkelijke regelingen niet langer vanaf volgend jaar. In ons artikel ‘Verhuurd vastgoed en de BOR’ leest u daar meer over. In 2025 en 2026 volgen echter nog meer maatregelen die betrekking hebben op de BOR. In dit artikel lees u wat ons dan te wachten staat.

Wat is de BOR ook alweer?

De bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) kent een voorwaardelijke vrijstelling van de schenk- en erfbelasting. Daarnaast bevat de regeling een doorschuifregeling in de inkomstenbelasting voor de schenking en vererving van ondernemingsvermogen. Deze laatste regeling schuift de heffing van inkomstenbelasting door naar de nieuwe eigenaar. Als die bijvoorbeeld tot verkoop over gaat dan moet belasting betaald worden. Op deze manier behoudt de belastingdienst zijn claim maar vindt er nu geen heffing plaats. Tegenwoordig worden de doorschuifregelingen afgekort tot de DSR. Beide regelingen kunnen fiscaal erg voordelig uitpakken en worden dus graag gebruikt bij een overdracht binnen de familie.

De regelingen hebben als doel dat de belastingheffing bij overdracht van een bedrijf geen belemmering vormt voor ‘economisch gewenste bedrijfsoverdrachten’. Voor meer informatie over de BOR en de DSR leest u ook ‘Bedrijfsovername: dit zijn belangrijke fiscale aandachtspunten’ en ‘Bedrijfsoverdracht: dit zijn belangrijke fiscale aandachtspunten’.

Wat gaat er veranderen?

De volgende maatregelen zullen in 2025 in werking treden. Het wetsvoorstel moet uiteraard wel via de normale parlementaire route worden goedgekeurd.

  • De vrijstelling in de BOR wordt aangepast, zodat vanaf 2025 100% van de waarde tot € 1,5 miljoen voorwaardelijk vrijgesteld wordt, en 70% van het meerdere. Dat betreft een verruiming van de vrijstelling, maar een verlaging van het percentage. Voor grote ondernemingen die overgedragen worden, betekent deze maatregel dat er meer schenk- of erfbelasting moet worden afgedragen aan de belastingdienst.
  • De 5% doelmatigheidsmarge voor de BOR en DSR wordt afgeschaft. Deze doelmatigheidsmarge houdt in dat beleggingsvermogen tot 5% wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. De afschaffing leidt bij een gelijkblijvend aantal overdrachten tot meer belastingopbrengsten. De regering wil hiermee constructies en discussies ontmoedigen.
  • Bedrijfsmiddelen die zowel voor bedrijfsdoeleinden als voor andere dan de bedrijfsdoeleinden van de onderneming worden gebruikt, komen alleen in aanmerking voor de BOR en DSR voor zover deze voor bedrijfsdoeleinden in de onderneming worden gebruikt. Deze maatregel maakt het minder aantrekkelijk om bijvoorbeeld een duurder vervoermiddel in te brengen in een bv en deze beperkt zakelijk te gaan gebruiken, met als doel het besparen van schenk- of erfbelasting. Om de regeldruk te beperken wordt voorgesteld de maatregel uitsluitend betrekking te laten hebben op bedrijfsmiddelen met een waarde van minimaal € 100.000. De maatregel zal in de praktijk vooral zien op vliegtuigen, personenauto’s en vaartuigen, als deze ook voor andere dan bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.
  • De dienstbetrekkingseis in de DSR vervalt. Dat kan als een verruiming worden beschouwd: De bedrijfsopvolger hoeft dan niet meer 36 maanden in dienst te zijn voordat men gaat schenken. De afschaffing van deze eis wordt gevolgd door een invoering van een minimumleeftijd bij de verkrijger van een schenking. Dat wordt 21 jaar en komt min of meer in de plaats van de dienstbetrekkingseis. Het doel van de afschaffing is oneigenlijk gebruik te voorkomen, bijvoorbeeld bij een schenking aan jonge kinderen. Dan is volgens het kabinet de kans klein dat sprake is van een reële bedrijfsopvolging. Voor bedrijfsopvolging in geval van overlijden stelt het kabinet geen leeftijdsgrens voor.

Wat zit niet in het wetsvoorstel?

In de voorjaarsnota stonden nog drie voorstellen die nu niet in het wetsvoorstel zitten.

  • De versoepeling van de bezits- en voortzettingseis.
  • ‘Rollator en dubbel-BOR’.
  • Toegang tot de BOR/DSR beperken tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5%.

Deze maatregelen zijn complex en vragen volgens het kabinet om meer tijd voor een gedegen uitwerking en worden om die reden opgenomen in het Belastingplan 2025 met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2026.

Wat de versoepeling van de bezits- en voortzettingseis BOR betreft onderzoekt het kabinet hoe de verkorting van de vijfjaarstermijn het beste vormgegeven kan worden. Bij dit onderzoek wordt gekeken om aansluiting te zoeken bij kortere termijnen in buurlanden, met name Vlaanderen.

Voor wat betreft de genoemde constructies ‘Rollator en dubbel-BOR’: in het wetsvoorstel wordt dit nu niet meegenomen. Eerder had het kabinet gezegd dat er bij deze constructies geen sprake is van reële bedrijfsoverdracht. Wel wordt gezegd dat het opgenomen wordt in het Belastingplan 2025.

Voor de laatstgenoemde beperking zegt het wetsvoorstel het volgende. Er is een motie ingediend die vraagt te onderzoeken of en hoe de BOR meer gericht kan worden op familiebedrijven en hierover bij het Belastingplan 2024 te informeren. Dit onderzoek loopt nog. Na afronding wordt de Tweede Kamer geïnformeerd.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.