Direct naar content

Een soort maatschappelijke ‘Quote 500’, zo zou je de ‘filantropische top-30’ die NRC Handelsblad begin mei publiceerde, kunnen noemen. Een fraai artikel, maar enige nuancering is op zijn plaats.

Voor ik u vertel wat mij opviel toen ik het artikel las, eerst mijn complimenten aan de journalist voor een knap staaltje onderzoeksjournalistiek. Deze top-30 is een mooie opsomming van de dertig grootste vermogensfondsen met een ANBI-status.

Ga maar eens door al die staten van baten en lasten – die ANBI’s openbaar moeten maken vanwege de bijbehorende publicatieplicht – om zo’n lijst samen te stellen. En dan ook nog een scoop: Maurice Brenninkmeijer, topman van de familie, die het zwijgen doorbreekt. Juist bij de ‘nummer 1 in deze filantropische top-30’ luidt het adagium: filantropie doe je in stilte.

Kanttekening

Door de publicatieplicht die bij de ANBI-status hoort, kunnen deze vermogensfondsen niet ontkennen dat ze aan het goede doel hebben gegeven. Zo geeft het artikel een mooi inkijkje in de keuken van deze dertig stichtingen – want dat zijn het – die in 2015 met elkaar 246,4 miljoen euro aan goede doelen doneerden. De oplettende lezer denkt nu: vermogensfondsen, stichtingen? Het ging toch over filantropen? Precies dat is de kanttekening die ik bij het artikel wil plaatsen.

De kop boven het artikel luidt ‘Dit zijn de gulste filantropen van Nederland’. Maar filantropen zijn personen en de journalist zoomt in op stichtingen die hij beschrijft aan de hand van de families. Ten onrechte bestempelt hij familieleden die niet per definitie iets met de betreffende stichting te maken hebben, als filantroop.

Niet volledig

Een voorbeeld: op nummer 2 staat de familie van Leer. Oscar van Leer richtte de Stichting Van Leer Group Foundation op en via die stichting werd 28,5 miljoen euro gedoneerd. Oscar van Leer is inmiddels overleden en ik weet dat de familie geen enkele bemoeienis met de door hem opgerichte stichting heeft. Het gaat hier om geld in de dode hand en dus niet om het vermogen van een filantroop die ‘Van Leer’ heet.

Zo staan er in de lijst meer stichtingen (het Gieskes-Strijbis Fonds en de K.F. Hein Stichting) waarvan de oprichter reeds is overleden of waarbij de nazaten niet betrokken zijn. Daar komt bij dat deze top-30 niet volledig kan zijn. Ik ken vermogensfondsen die zeker in deze lijst thuishoren maar die er heel bewust voor hebben gekozen geen ANBI-status aan te vragen. Dat zijn stichtingen die veel goed werk verrichten maar die dat dus echt in stilte doen, zonder dat een goede onderzoeksjournalist kan achterhalen om welke bedragen het gaat.

In alle stilte

De koppeling ‘grootste filantroop’ en ‘vermogensfonds’ kun je wat mij betreft dus niet maken. Toen de ANBI-regels nog niet bestonden, zijn er best een aantal stichtingen opgericht door zeer vermogende families die daarna nooit de ANBI-status hebben aangevraagd. Die kunnen een deel van hun vermogen aan andere ANBI’s geven en nog steeds van de fiscale voordelen profiteren.

Juist die fiscale voordelen en het eventuele misbruik ervan, was voor het NRC Handelsblad aanleiding om dit onderzoek te doen. Zo geeft het artikel enerzijds een serieuze indruk van het vele goede werk en dat is wel zo transparant. Anderzijds is het nog maar de vraag of dit inderdaad de grootste filantropen van Nederland zijn.

Niet alle grote filantropen hebben een vermogensfonds. Die doen op andere manieren misschien wel meer goed dan de vermogensfondsen die in deze lijst staan. En hebben ze wel een vermogensfonds, maar geen ANBI-status, dan kunnen ze in alle stilte aan filantropie doen. Precies wat veel oprichters van zo’n fonds – zeker als ze nog in leven zijn – willen.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.