Direct naar content

De ANBI-regels: 5x toegelicht

Gepubliceerd op:
6 min. leestijd

Een goed doel met een ANBI-status (‘Algemeen Nut Beogende Instellingen’) profiteert van fiscale vrijstellingen en aftrekmogelijkheden voor donateurs. Geen wonder dus dat veel goede doelen zo’n status willen aanvragen. De voorwaarden waaraan een ANBI moet voldoen, zijn te vinden bij de Belastingdienst.

Toch gaat er nog wel eens wat mis bij zo’n aanvraag. Peter Jansen en Frank van den Bergh, ANBI-specialisten bij de Belastingdienst, geven daarom een nadere toelichting op 5 ANBI-regels.

1. De liquidatiesaldobepaling in de ANBI-statuten

Uit de statuten van een ANBI moet blijken dat geld dat na opheffing van de ANBI overblijft, wordt besteed aan het algemeen nut. ‘De wetgever heeft willen regelen dat bij het oprichten van een ANBI in de statuten wordt opgenomen wat er gebeurt bij de liquidatie van een ANBI. Daarvoor geldt dat het vermogen dat op dat moment nog in de ANBI zit, wordt overgemaakt naar een andere ANBI (of buitenlandse instelling die voor minimaal 90% gericht is op het algemeen nut). Voor een culturele ANBI geldt dat het batig liquidatiesaldo besteed moet worden aan een ANBI met een soortgelijk doel.’, legt Jansen uit.

Om te voldoen aan de regels, kan een goed doel in zijn statuten gewoon de wettelijke bepaling overnemen. Jansen: ‘Maar we zien veel notarissen die hun eigen formuleringen kiezen en dat biedt ruimte voor interpretatie. In veel gevallen kunnen we de aanvraag voor een ANBI-status dan niet goedkeuren.’

Volgens Van den Bergh zien hij en zijn collega’s veel creatieve varianten van de liquidatiesaldobepaling voorbij komen. ‘Bijvoorbeeld een “dubbele liquidatiebepaling” waarbij gesteld wordt dat in het ene geval dit geldt en in het andere geval iets anders. Maar het is niet de bedoeling dat je met de statuten een soort van ganzenbord kan gaan spelen. Een instelling is een ANBI en dan voldoet hij aan alle regels, of hij is het niet. Ook worden er soms woorden en zinnen aan de bepaling toegevoegd die ruimte bieden voor interpretatie. Niet doen. Daardoor ontstaat alleen maar ruis en dat leidt er toe dat we de aanvraag moeten afkeuren.’

2. Het onderscheid tussen algemeen belang en particulier belang

Een instelling kan alleen een ANBI zijn als ten minste 90% van de uitgaven het algemeen nut dienen.
‘Maar wat is het algemeen nut of algemeen belang nu precies?’, vraagt Van den Bergh zich hardop af. ‘We weten in ieder geval wel wat het niet is. Het “algemeen” belang staat niet tegenover een “beperkt” belang. Jouw goede doel kan dus best een activiteit hebben voor een beperkte (kwetsbare) doelgroep. “Achterstandsvrouwen in een bepaalde wijk in een specifieke stad” is bijvoorbeeld een beperkte groep maar dat is geen probleem voor het verlenen van een ANBI-status.’

‘Maar er mag geen sprake zijn van een particulier belang. En dat is soms best lastig om juist te kunnen bepalen. Maar neem het voorbeeld van een zangvereniging. Die is er vooral voor de (particuliere) leden om met elkaar te kunnen zingen. Dat ze zo nu en dan een gratis concert geven in het bejaardentehuis is onvoldoende (want dat is minder dan 90% van de activiteit) om het algemeen belang te dienen zoals de ANBI-regels voorschrijven. Een zangvereniging kan zodoende geen ANBI status hebben’

3. Het onderscheid tussen commerciële (fondswervende) activiteiten en doelactiviteiten tegen commerciële tarieven

Een ANBI mag geen winst maken met het geheel van haar algemeen nuttige activiteiten. Een instelling die commerciële tarieven vraagt voor deze activiteiten kan geen ANBI zijn. Maar een ANBI mag wél winst maken uit een commerciële activiteit, naast de algemeen nuttige activiteiten. Voorwaarde is dat de winst uit de commerciële activiteit ten goede komt aan het algemeen nut.

Niet alle activiteiten die geld opleveren zijn meteen “commercieel” in het kader van de ANBI-wetgeving. Je kunt namelijk ook doelactiviteiten, dus algemeen nuttige activiteiten, tegen commerciële tarieven hebben. Daarvan is sprake als die activiteiten inhoudelijk jouw doel bevorderen.

Jansen geeft een voorbeeld. ‘Stel je hebt een stichting die als doel heeft om huidkanker te voorkomen. En zo’n stichting verkoopt ook met winst crèmes om huidkanker tegen te gaan. Mag dat? Nee. Want er is sprake van een doelactiviteit omdat die crèmes het doel inhoudelijk bevorderen. En daar mag dus geen winst op worden gemaakt.’

‘Het is ook goed om te weten dat je zo’n activiteit niet zelf kunt labelen. Als een activiteit de doelstelling bevordert dan is het een doelactiviteit en mag er dus geen winst op gemaakt worden. Daar kom je niet onderuit door te stellen dat het als een commerciële activiteit moet worden gezien.’

Van den Bergh wijst ook nog even op de regel die bepaalt dat gekeken wordt naar het geheel van de algemeen nuttige activiteiten. ‘Een goed voorbeeld daarvan is een theater met voorstellingen tegen commerciële tarieven ‘s avonds en overdag verlieslatende workshops voor scholieren. Als alle inkomsten bij elkaar niet in de plus komen, is er niets aan de hand en kan zo’n theater dus een ANBI-status hebben.’

4. Beloningen van leden van het beleidsbepalend orgaan

Bestuurders of leden van de raad van toezicht mogen alleen een vergoeding voor gemaakte onkosten ontvangen. Ook mogen ze vacatiegeld ontvangen dat niet bovenmatig is.

‘Het gaat hierbij om de leden van het orgaan dat niet ondergeschikt is aan een ander bestuur’, legt Jansen uit. ‘Dat is simpel als er een verschil bestaat tussen het beleidsbepalend orgaan, bijvoorbeeld een Raad van toezicht of een bestuur, en een uitvoerend orgaan. Maar in veel gevallen is er sprake van slechts één orgaan dat het beleid bepaalt én uitvoert. Dan kunnen er onduidelijkheden ontstaan. Dan is het de vraag: welk bedrag krijg je nu precies waarvoor betaald?’

‘Dat betekent ook dat bijvoorbeeld een Raad van advies wel betaald mag krijgen. Want die huur je als het ware in voor de expertise. Hetzelfde geldt voor de leden van een commissie die een specifiek taak heeft binnen de organisatie.’

5. Beschikkingsmacht vermogen ANBI

Een natuurlijk persoon of een rechtspersoon in de functie van bestuurder en/of beleidsbepaler mag niet over het vermogen van de instelling beschikken alsof het zijn eigen vermogen is.

‘Het gaat hierbij dus niet alleen om het feitelijk beschikken over het vermogen maar om het kunnen beschikken’, legt Jansen uit. ‘Als duidelijk wordt uit de statuten dat iemand een vetorecht heeft of uit de notulen blijkt dat iemand altijd een doorslaggevende stem heeft tijdens de vergadering dan kan van zo’n situatie al sprake zijn.’

‘Het enkele feit dat iedereen familie van elkaar is, hoeft geen probleem te zijn. Zolang er dus maar geen beschikkingsmacht over het vermogen is. Er moet dus feitelijk afscheid genomen zijn van het vermogen.’

Vraag advies over het aanvragen van de ANBI-status!

Sinds kort is het zogenaamde ANBI Loket in de lucht. De – met name – kleine en middelgrote aanvragers van een ANBI-status hebben behoefte aan praktische uitleg en instructies over de ANBI-eisen. Met het oog op die doelgroep is het ANBI Loket opgezet. U vindt hier praktische uitleg en u kunt via een laagdrempelige manier contact opnemen met deskundigen. Het ANBI Loket is niet primair bedoeld voor de professionele adviseur van grote ANBI’s (met vaak complexe structuren) en voor het indienen van vooroverleg.

Het is wel van belang in de gaten te houden dat de Belastingdienst een uitvoerende instantie is en geen advies kan geven. Voor advies moet u een adviseur raadplegen, bijvoorbeeld uw notaris of een filantropie specialist bij ABN AMRO MeesPierson. U kunt hen bereiken via filantropieadvies@nl.abnamro.com.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.