Direct naar content

Een berekening van de erfbelasting

Gepubliceerd op:
7 min. leestijd

Er kunnen veel redenen zijn om te willen weten hoeveel erfbelasting uw erfgenamen moeten betalen bij uw overlijden. Gaat het om een groot bedrag? Kunnen uw erfgenamen de erfbelasting betalen? Zijn er maatregelen die u kunt treffen in uw testament om de erfbelasting te beperken? Welk voordeel levert schenken op? Deze vragen kunnen concreet worden beantwoord als de hoogte van de erfbelasting is vastgesteld. Hierna zal ik een aantal berekeningen maken om de principes weer te geven.

Uitgangspunten bij de berekeningen

Als voorbeeld neem ik een echtpaar (A en B) en beiden zijn 66 jaar oud. Er zijn twee kinderen geboren uit dat huwelijk. A heeft een vermogen van € 2 miljoen en B van nihil. Ik ga de erfbelasting berekenen in de volgende situaties:

  1. A overlijdt als eerste en B daarna
  2. B overlijdt als eerste en A daarna
  3. Er is sprake van een gelijke vermogensverdeling, zodat de volgorde van overlijden niet uitmaakt

Voor het erfrecht sluit ik aan bij een ‘standaard’ wettelijke verdeling. De langstlevende en kinderen hebben dan een gelijk erfdeel en er geldt geen rente. Een vierde situatie die ik bereken, gaat hier op door: de vordering van de kinderen wordt gekoppeld aan een samengestelde rente van 6% en de langstlevende overleeft de echtgenoot die als eerste is overleden met 15 jaar. Ik neem verder geen veranderingen in het vermogen in aanmerking.

Achtergrond informatie

Met de berekeningen wil ik u een indruk geven van de hoogte van de erfbelasting en de impact van verschillende maatregelen. Deze maatregelen zijn in eerdere artikelen aan de orde gekomen. Ziet u hiervoor onze artikelen “De voordelen van een gelijke vermogensverdeling voor de erfbelasting” en “De wettelijke verdeling en de erfbelasting”.

Ik zal u niet alleen de uitkomsten geven, maar ook enig inzicht geven in de totstandkoming van de uitkomsten.

De uitkomsten van de berekeningen

Dit is de verschuldigde erfbelasting in de verschillende situaties:

A overlijdt als eerste B overlijdt als eerste Gelijke vermogens Idem, met 6% rente
Erfbelasting langstlevende 87.050 0 0 0
Erfbelasting kinderen 98.100 0 29.600 92.800
Subtotaal 185.150 0 29.600 92.800
Erfbelasting kinderen 75.400 359.450 226.100 65.800
Totaal erfbelasting 260.550 359.450 255.700 158.600
Totaal vermogen kinderen 1.739.450 1.640.550 1.744.300 1.841.400

Toelichting berekening “A overlijdt als eerste”

Als A als eerste overlijdt, is er een fors bedrag aan erfbelasting verschuldigd. U vraagt zich wellicht af waarom de langstlevende de meeste erfbelasting moet betalen. Het erfdeel voor de langstlevende (€ 666.667) komt immers niet boven de partnervrijstelling uit (maximaal € 795.156). De reden is dat er een waarde verschuiving plaatsvindt van de kinderen naar de langstlevende. Dit wordt ‘fictief vruchtgebruik’ genoemd en is het voordeel voor de langstlevende dat hij of zij de erfdelen van de kinderen onder zich mag houden. In de berekening is de langstlevende 66 jaar en dat levert een fictief vruchtgebruik op van 48% van de vordering van de kinderen (€ 666.667 x 2 x 48% = € 640.000).

Naarmate de kinderen een rente krijgen op hun vordering, neemt deze waarde verschuiving af. In de vierde berekening met een rente van 6% samengesteld, is er geen waarde verschuiving van de kinderen naar de langstlevende.

De langstlevende moet niet alleen zijn of haar erfbelasting betalen, maar ook de erfbelasting van de kinderen. De kinderen krijgen nog geen geld in handen en kunnen de erfbelasting dan ‘declareren’ bij de langstlevende.

B leeft verder en laat per saldo zijn of haar erfdeel 1/3e deel na. De totale erfbelasting is afgerond € 260.550.

Toelichting berekening “B overlijdt als eerste”

Als B als eerste overlijdt, kan de gedachte opkomen dat dat gunstig is voor de erfbelasting. Er hoeft immers niets te worden betaald. Vanuit het perspectief van de kinderen is dat te kort door de bocht. Per saldo wordt het voor hen duurder.

Toelichting berekening “Gelijke vermogens”

Een gelijkmatige vermogensverdeling kan helpen om de druk van de erfbelasting te beperken. Het is als het ware een eerste stap. Ook is relevant dat de volgorde van overlijden in principe niet meer uitmaakt. Er moet altijd erfbelasting worden betaald bij het eerste overlijden, en per saldo is de erfbelasting lager.

Toelichting berekening “Idem, met 6% rente”

In deze berekening is de vordering van de kinderen gekoppeld aan een rente van 6%. Deze rente wordt bijgeschreven en niet daadwerkelijk betaald door de langstlevende. De overlevingsduur heb ik op 15 jaar gesteld en de vordering van de kinderen loopt door de rente dan flink op. De langstlevende laat daardoor voor de erfbelasting minder vermogen na. Maar de keerzijde zien we bij het eerste overlijden. De erfbelasting is dan hoger en er moet dus als het ware geïnvesteerd worden voor een hogere rente. Die investering kan lonend blijken, maar dan moet de langstlevende tijd van leven hebben. Er is dus niet de garantie dat dit scenario in werkelijkheid ook het meest gunstig uitpakt.

Wat zijn de uitgangspunten in uw situatie?

Deze berekeningen zijn bedoeld om u een indruk te geven. We kunnen er een aantal vuistregels uit afleiden. Bijvoorbeeld dat een gelijke vermogensverdeling een gunstig vertrekpunt kan zijn voor de erfbelasting. Of dat een lage erfbelasting bij het eerste overlijden vaak leidt tot een hogere erfbelasting bij het tweede overlijden, en andersom.

Gaat u met uw eigen situatie aan de slag? Dan moet u een stap verder gaan. Wat zijn voor u de uitgangspunten? Denk aan de omvang van uw vermogen, uw leeftijden en het aantal kinderen. Meten is weten: het is altijd raadzaam om met een adviseur uw eigen situatie door te rekenen zodat u gefundeerde beslissingen neemt.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.