Direct naar content

Veel ouders schenken vermogen aan hun kinderen om hen in staat te stellen ruimer te kunnen leven dan zij op basis van hun eigen inkomen en vermogen zouden kunnen. Bij grotere vermogens speelt het motief om belasting te besparen vaak ook mee. Maar hoe groot is eigenlijk het financiële voordeel dat u daarmee kunt bereiken?

Zelfde tarieftabel schenken en erven

Voor schenkingen en erfenissen geldt dezelfde tarieftabel. De vrijstellingen die daarbij gelden verschillen wel. In 2021 kunnen ouders € 6.604 belastingvrij schenken aan elk kind. Is een kind tussen 18 en 40 jaar dan wordt dit bedrag eenmalig verhoogd tot € 26.881 (vrij te besteden). Erft een kind van een ouder, dan blijft de eerste € 21.282 vrij van erfbelasting (cijfers2021). Voor zover het bedrag dat een kind verkrijgt boven de vrijstelling uitkomt, geldt in 2021 de volgende tabel:

bedrag boven vrijstelling tarief
tot € 128.751 10%
gedeelte vanaf € 128.751 20%

Alleen voordeel bij tariefverschil

Schenken tijdens leven levert fiscaal voordeel op als het tarief over de schenking lager is dan dat bij vererving. Als een kind een relatief grote erfenis ontvangt, zal de top daarvan tegen het tarief van 20% worden belast. Door tijdens leven een deel van die top af te halen en te schenken binnen de schenkingsvrijstelling (0%) of binnen de eerste tariefschijf (10%) ontstaat een fiscaal voordeel. Meer schenken in een kalenderjaar dan de vrijstelling plus de lengte van de eerste tariefschijf levert geen voordeel op! Ervan uitgaande dat de effectieve box 3-heffing bij het kind gelijk is aan die bij de ouder. Een simpel voorbeeld laat dit zien.

Voorbeeld

Stel een ouder schenkt een aandelenportefeuille aan een kind en de ‘laatste € 100.000’ wordt in de tweede tariefschijf met 20% schenkbelasting belast. Het kind houdt na aftrek van 20% schenkbelasting dan € 80.000 over. Stel dat in de periode daarna tot aan het overlijden van de ouder deze € 80.000 bij het kind in waarde verdubbelt tot € 160.000. Als de ouder deze laatste € 100.000 niet zou hebben geschonken, was dat bedrag bij de ouder zelf verdubbeld tot € 200.000. Na aftrek van 20% erfbelasting, zou daar bij het overlijden van de ouder voor het kind eveneens € 160.000 netto van zijn overgebleven.

Rendement en overlevingsduur bepalen voordeel

Om het uiteindelijk te bereiken financieel voordeel te berekenen, moeten we niet alleen kijken naar het verschil in belastingtarief bij schenking ten opzichte van vererving. Maar ook naar de waardeontwikkeling van het vermogen tot aan het overlijden van de schenker. Het voordeel is dan te berekenen als het verschil tussen de volgende uitkomsten:

  • De ouder schenkt bedrag (B); daarover betaalt het kind direct schenkbelasting (Sb); het resterende vermogen groeit tot aan het overlijden van de ouder gedurende (n) jaren met percentage (g); en
  • De ouder houdt bedrag (B); dat bedrag groeit tot aan het overlijden van de ouder gedurende (n) jaren met percentage (g); over dat eindbedrag betaalt het kind erfbelasting (Eb).

Waarbij we ervan uitgaan dat het nettorendement over het vermogen bij het kind hetzelfde is als bij de ouder.

Schrijven we dit verkort op in formulevorm en trekken we de uitkomst ingeval de ouder niet schenkt af van de uitkomst wanneer de ouder wél schenkt, dan is het te bereiken voordeel te schrijven als:

Voordeel = (Eb – Sb) × B × (1 + g)n

Voorbeeld

Stel een ouder schenkt een aandelenportefeuille aan een kind en de ‘laatste € 100.000’ wordt in de eerste tariefschijf met 10% schenkbelasting belast. De resterende € 90.000 kan verder renderen bij het kind. De ouder komt 10 jaar later te overlijden. Stel het vermogen is in die periode in waarde verdubbeld tot € 180.000. Dat komt overeen met een groei van gemiddeld circa 7,18% per jaar. Zou de ouder die ‘laatste € 100.000’ niet hebben geschonken, dan was dit bedrag bij de ouder aangegroeid tot € 200.000. En zou het kind na betaling van 20% erfbelasting netto € 160.000 over hebben gehouden. Ofwel € 20.000 minder dan ingeval van schenken.

Invullen van de gegevens in de formule levert dezelfde uitkomst op: (20% – 10%) × € 100.000 × (1 + 7,18%)10 = 10% × € 100.000 × 2 = € 20.000. Zou het vermogen niet verdubbeld zijn, maar bijvoorbeeld met 50% zijn gestegen, dan was de groeifactor geen 2 maar 1,5. En zou het voordeel uitkomen op 10% × € 100.000 × 1,5 = € 15.000. Dit komt overeen met een gemiddelde groei gedurende 10 jaar van circa 4,14% per jaar.

Exponentiële groei

Anders dan sommige mensen denken bestaat het voordeel dus niet uit de volledige waardestijging die na de schenking bij het kind plaatsvindt. Maar uit het tariefverschil over de te bereiken eindwaarde in het vermogen van de schenker als het bedrag niet geschonken zou worden. Door het rente‑op‑rente‑effect neemt het voordeel exponentieel toe naarmate de periode tussen het moment van schenken en het overlijden van de ouder langer is. En naarmate het jaarlijkse groeipercentage hoger is.

Spreiding over meerdere jaren

Zoals hiervoor is aangetoond, ontstaat geen voordeel als in een kalenderjaar meer dan de geldende vrijstelling plus de lengte van de eerste tariefschijf te schenken. Het meerdere wordt immers met 20% schenkbelasting belast. Wilt u toch graag meer vermogen ineens overdragen, dan kunt u dat eenvoudig oplossen. U schenkt dan in het kalenderjaar een zodanig bedrag dat de schenkbelasting binnen de 10%-schijf blijft. En voor het meerdere legt u vast dat uw kind een rentedragende schuld aan u krijgt. Die schuld kunt u vervolgens in een of meer volgende kalenderjaren kwijtschelden. Elke kwijtschelding is dan weer een nieuwe schenking waarover schenkbelasting verschuldigd is. En waarbij gebruikgemaakt kan worden van de jaarlijkse schenkingsvrijstelling en de ruimte in de tariefschijf van 10%.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.