Direct naar content

Pas op met vermogensverschuivingen in box 3 rond 1 januari 2026

Gepubliceerd op:
4 min. leestijd

In box 3 worden verschillende vermogensbestanddelen op diverse manieren belast. Spaargeld wordt lager belast dan overige bezittingen (zoals effecten), terwijl voor schulden een ander verondersteld rendement geldt. Box 3 sluit aan bij de samenstelling van uw vermogen op de peildatum 1 januari. Het kan daardoor aantrekkelijk lijken om bijvoorbeeld overige bezittingen kort vóór de peildatum van 1 januari 2026 om te zetten in spaartegoeden. Echter, deze verschuivingen kunnen mogelijk fiscaal worden genegeerd. Wij leggen uit waar u op moet letten.

Wat is peildatumarbitrage?

De waarde van de banktegoeden, overige bezittingen en schulden wordt slechts op één moment in het kalenderjaar bepaald. De peildatum is 1 januari. Daarom kan bij u de gedachte opkomen dat het gunstig zou zijn om ‘overige bezittingen’ vlak voor 1 januari 2026 te verkopen en tijdelijk om te zetten in ‘banktegoeden’. Voor overige bezittingen geldt in 2026 een forfait van 7,78%. Voor banktegoeden’ is het nu bekende forfait 1,44%, maar voor 2026 wordt pas begin 2027 bekend wat het definitief wordt. Dat is dus een flink lager forfait.  Na 1 januari 2026 koopt u met de banktegoeden dan weer (de verkochte) ‘overige bezittingen’. Omdat uw voornaamste reden hierbij is om een minimale belastingheffing in box 3 te realiseren, is er sprake van ‘peildatumarbitrage’.

Misschien schoot er ook wel door uw hoofd dat het interessant is om voor 1 januari 2026 uw banktegoeden uit te breiden met een lening. Het fiscale rendement op banktegoeden ligt namelijk lager dan de rente die u mag rekenen over de lening (voor 2024 is dat 2,61%. Het percentage voor schulden voor 2026 wordt begin 2027 vastgesteld). Na 1 januari 2026 lost u dan de lening met de banktegoeden weer af. Dit resulteert eveneens in een verlaging van de belastingheffing. Ook hier is sprake van ‘peildatumarbitrage’.

Arbitrage binnen een bepaalde periode rond de peildatum, wordt in basis genegeerd voor de box 3 heffing, tenzij u handelde uit zakelijke overwegingen. U moet dan denken aan niet-fiscale overwegingen.

De peildatumarbitrage periode

Er is een arbitrageperiode van 3 maanden. Doordat de peildatum binnen die 3 maanden moet liggen, loopt de arbitrageperiode dus van 1 oktober tot en met 31 maart.

De sanctie

Als blijkt dat uw handelingen in box 3 onder de anti-peildatumregels vallen, wordt uw tijdelijke omzetting van overige bezittingen naar banktegoeden genegeerd. Voor de bepaling van uw box 3-belasting wordt dan uitgegaan van de oorspronkelijke waarde van uw overige bezittingen.

Een voorbeeld

Stel u hebt op 31 december 2025 een spaartegoed van € 1.000.000 en overige bezittingen van € 3.000.000, waarbij in 2026 het rendementspercentage voor spaartegoeden 1,44% en voor overige bezittingen 7,78% is. Dan betaalt u bij een belastingpercentage van 36% ongeveer € 89.000 aan box 3-belasting.

Maar wat nu als u op 31 december 2025 € 3.000.000 overige bezittingen verkoopt en de opbrengst toevoegt aan uw banktegoeden? Dan betaalt u in beginsel ongeveer € 15.500, als u niet voor 1 april 2026 met banktegoeden overige bezittingen (terug)koopt.

Stel u koopt op 2 januari 2026 weer € 2.000.0000 overige bezittingen, dan voldoet u met dit bedrag aan de voorwaarden van de peildatumarbitrageregels. Bij het bepalen van de box 3-belasting wordt dan voor dit bedrag de omzetting naar banktegoeden genegeerd. U bent dan alsnog ongeveer € 89.000 aan box 3-belasting verschuldigd. Uw handelingen worden alleen niet genegeerd als er zakelijke (lees: niet-fiscale) redenen voor waren. Als de belastingdienst u hiernaar vraagt, dient u dit aannemelijk te kunnen maken.

Hoe controleert de Belastingdienst op peildatumarbitrage?

Handhaving op peildatumarbitrage zal niet geautomatiseerd plaatsvinden. Daarvoor is deze regeling te complex. U zult zelf in uw aangifte inkomstenbelasting moeten aangeven of sprake is geweest van peildatumarbitrage en of er sprake was van zakelijke overwegingen. De Belastingdienst zal dit vervolgens risicogericht toetsen. Dat doen ze bijvoorbeeld door u te vragen aan te tonen dat er sprake was van enig zakelijk belang bij uw handelen. De bewijslast ligt dus bij u. Op welke wijze u dit bewijst, is niet voorgeschreven. Er geldt een ‘vrije bewijsleer’.

Ook als u geen melding maakt van de arbitrage, loopt u de kans gecontroleerd te worden. De Belastingdienst gaat met steekproeven aangiftes controleren waarin het invulveld over peildatumarbitrage niet is ingevuld.

Als u tot de conclusie komt dat in uw geval sprake is van arbitrage, dan hoeft u niet te wachten tot u iets van de Belastingdienst verneemt. U kunt dit of via het aanvragen of corrigeren van een voorlopige aanslag over 2026 rechtzetten of in uw aangifte over 2026 corrigeren.

Tot slot: denk ook aan de tegenbewijsregeling in box 3

De belasting die u over u box 3 vermogen verschuldigd bent wordt in beginsel bepaald op basis van een forfaitair rendement. Als de belasting op basis van het werkelijke rendement lager is dan de belasting op basis van het forfaitaire rendement, kunt u ervoor kiezen op belasting te betalen op basis van het werkelijke rendement. Hier leest u meer over de tegenbewijsregeling en belastingheffing op basis van het werkelijk rendement.

 

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.

Over private banking

Vermogen biedt kansen en verplichtingen. Het is daarom prettig als er iemand met u meedenkt en samen met u de mogelijkheden verkent. Met persoonlijke aandacht bent u verzekerd van waardevol advies en dienstverlening op maat.
Over private banking