Direct naar content

7 vragen aan Ruurd Verdam

Gepubliceerd op:
5 min. leestijd

‘De stichting is er vooral bij gebaat als je geen rare dingen doet’

Een goed doel of een religieuze instelling steunen, is in Nederland heel gewoon. Maar je volop inzetten voor een goed doel en daar je werk van maken, is andere koek. Wie zijn de mensen die hun leven wijden aan het helpen van anderen? Deze keer: Ruurd Verdam, penningmeester van de Van Coeverden Adriani Stichting. De stichting heeft tot doel het beheren van de nalatenschap van dominee van Coeverden Adriani en de financiële ondersteuning van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Door:

Naam: Ruurd Verdam
Leeftijd: 69
Opleiding: Economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Functie: Penningmeester

 

 

 

  1. Waarom zet u zich juist voor dit doel in?
    ‘Onze stichting beheert de nalatenschap van dominee van Coeverden Adriani die in 1911 overleed. De dominee was een van de grote donateurs van de Vrije Universiteit. De universiteit was particulier; er was geen ondersteuning vanuit de overheid. Ook bierbrouwer Hovy van brouwerij De Gekroonde Valk schonk vanaf het begin van de oprichting van de VU forse bedragen. Met de donaties van beide heren heeft men de VU kunnen opbouwen en uitbreiden. Vanaf de jaren ’30 vorige eeuw zamelden ook protestants-christelijke gezinnen geld in voor de VU. Dit deden ze met de welbekende groene VU-busjes met het portret van Abraham Kuyper, de grondlegger van de VU, erop. De VU was gesticht als protestants-christelijke universiteit. En zo kwam de VU aan de gelden om ook het aantal faculteiten uit te breiden.’‘In het testament van dominee Van Coeverden Adriani staat dat zijn nalatenschap, waaronder een aantal landerijen, in stand moet worden gehouden en de opbrengsten naar de VU moeten gaan. Ook legde hij nadrukkelijk vast dat beheer en toezicht op zijn nalatenschap in handen moesten komen van “zijn getrouwen”, in de praktijk VU-families die van generatie op generatie betrokken waren bij de VU. Die bestuursfuncties gingen ook vaak van de ene generatie over op de andere. Ook mijn familie heeft voor mij drie maal een penningmeester geleverd. Zelf heb ik economie gestudeerd op de VU. Zodoende ben ik gevormd met het gedachtengoed van de VU en van de stichting. En later ben ik gevraagd voor deze functie. Vanuit mijn opvoeding heb ik meegekregen om je handen uit de mouwen te steken, je steentje bij te dragen. En vanwege het doel en de langdurige betrokkenheid van de familie zeg ik dus ja, en zet ik me in voor dit doel.’
  2. Wat is uw grootste uitdaging?
    ‘Ik doe dit werk inmiddels 15 jaar, daarnaast zit ik nog in een aantal stichtingen die zich onder andere inzetten voor armoedebestrijding, en kleinere lokale goede doelen. In de Van Coeverden Adriani Stichting zijn de uitdagingen beperkt, en zo hoort het ook. Het gaat om het beheren van een nalatenschap. En het is gewoon een kwestie van heel solide beleggen van het vermogen. Voor een groot deel in landerijen, met een relatief stabiele opbrengst die naar de universiteit gaat. Het doel is om het vermogen in stand te houden, dus dat betekent geen rare dingen doen. We zijn wat dat betreft een rustige stichting. De landerijen zijn verpacht aan boeren en zolang de boer het goed doet, is er niets aan de hand. Landerijen, dat klinkt misschien saai. Maar door de jaren heen zijn landerijen behoorlijk in waarde gestegen, dus ook de opbrengsten. Grond is schaars in dit kleine landje. En de beleggingen, daar heb ik weinig omkijken naar; die zijn keurig in beheer bij ABN AMRO.’
  3. Wat is uw belangrijkste karaktertrek?
    ‘Vasthoudendheid. Maar wel met een gezonde dosis relativeringsvermogen. Het doel heiligt niet de middelen. Ik denk dat ik die vasthoudendheid heb overgehouden aan de tijd dat ik actief sportte; jezelf een doel stellen, en je daarin vastbijten. Maar dat niet al te geforceerd. Op weg naar je doel kom je hindernissen tegen: wat doe je daar dan mee? Haal je de hindernis weg? Kun je eromheen? Of moet je je doel bijstellen? Daar zie ik wel het spelelement in: hoe vind je de weg naar dat doel? De uitdaging is dan om mensen mee te krijgen. Ik probeer ze dan met argumenten te overtuigen om een bepaalde kant op te gaan.’
  4. Wie is uw grote voorbeeld?
    ‘Ik ben niet iemand die een portret aan de muur heeft hangen van mijn grote voorbeeld. In mijn leven en in het werk heb ik gelukkig veel mensen om me heen gehad waar ik veel respect voor had en veel van kon leren. Van alles pak je het goede mee. Vanuit de familie heb ik wel veel meegekregen van mijn vader; zeer consciëntieus in zijn werk, maar wel met een gezond relativeringsvermogen. Met wat humor op zijn tijd bereik je meer. Ik hoor wel in vergaderingen van mensen die mijn vader hebben gekend dat ik op hem lijk. Ik probeer gewoon mezelf te zijn, maar blijkbaar zit dat in de genen gebakken.’
  5. Wat is uw levensmotto?
    ‘Doe alles wat je doet met plezier. Ook toen ik met teams werkte, vond ik altijd: als iedereen met plezier werkt, presteren we ook het beste. Blijf daarin vooral jezelf, respecteer anderen en hun mening. Daarmee krijg je de beste ingrediënten voor een mooi resultaat. Het is belangrijk om lol te hebben in je werk. Ik ben ook totaal niet van het directieve, ik probeer altijd te motiveren. Het ligt denk ik ook grotendeels aan de organisatie waarin je werkt. In mijn carrière heb ik veelal met hoogopgeleide mensen gewerkt, die laten zich niet zo snel wegsturen met orders.’
  6. Wat is uw grootste succes tot nu toe?
    ‘Ik lijst geen grote successen in. En voor deze stichting geldt dat al helemaal niet. We streven geen grote successen na, we beheren. Natuurlijk heb je in je loopbaan doelen: waar wil je met een organisatie naartoe, hoe wil je dat bereiken en welke stappen zijn daarvoor nodig? Daarvoor probeer je de mensen op basis van argumenten te winnen. En als dat lukt en het blijkt ook te werken, dan kan ik daarvan genieten. Dan is dat een succesje, en kan je door naar de volgende stap.’
  7. Wanneer zit uw taak erop?
    ‘Deze taak zit er nooit op. Onze taak is het vermogen in stand te houden. Zo lang ik het kan, zet ik me daarvoor in. Zo kunnen we ook voor komende jaren de VU wat extra middelen ter beschikking stellen, waarmee projecten mogelijk worden gemaakt die buiten de subsidies vallen. Puur naar mezelf kijkend: ik heb er nog steeds lol in. Daarom ga ik ermee door totdat ik het gevoel heb – of er gezegd wordt, maar dan ben je eigenlijk te laat – : het is nu tijd voor een nieuwe frisse wind. Het zou wel leuk zijn als dat weer iemand uit de familie is. Mijn kinderen hebben ook een economische achtergrond. Wat dat betreft valt de appel niet ver van de boom.’

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.