7 vragen aan…Norbert Schnell
Een goed doel of een religieuze instelling steunen, is in Nederland heel gewoon. Maar je volop inzetten voor een goed doel en daar je werk van maken, is andere koek. Wie zijn de mensen die hun leven wijden aan het helpen van anderen? Deze keer: Norbert Schnell, priester van de Rooms-Katholieke Kerk en algemeen administrator van de Zusters Franciscanessen van Charitas.
Naam: Norbert Schnell
Leeftijd: 57
Opleiding: Verpleegkundige opleiding HBO-V en Theologie
Huidige baan: Algemeen administrator van de Zusters Franciscanessen van Charitas
1. Waarom zet u zich juist voor dit doel in?
‘In Nederland zijn er nog veel congregaties of orders die in de negentiende eeuw zijn gesticht. De zusters van zo’n congregatie werkten vroeger in de zorg of het onderwijs, maar sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zijn er bij deze congregaties geen nieuwe roepingen meer en dus ook geen nieuwe aanwas van zusters. Deze congregaties zijn dus min of meer aan het uitsterven. De zusters die nog wel leven, zijn inmiddels al zo oud dat ze zich ook niet meer kunnen besturen. In dat geval wordt er een administrator aan zo’n congregatie toegevoegd. In mijn rol van administrator bewaak ik het erfgoed van de zusters Franciscanessen van Charitas. Een onderdeel daarvan is het beheer van het vermogen van de zusters. De zusters hebben vrijwel geen persoonlijke bezittingen; alles wat ze nodig hebben voor eigen onderhoud krijgen ze vanuit de congregatie. Als ze sterven, dan gaan eventuele bezittingen, ook naar de congregatie of naar familie. Ik zie hier op toe.’
De bisschop heeft mij gevraagd om deze taak op mij te nemen. Ik heb daar meteen van harte ‘ja’ op gezegd. Ik vind het belangrijk dat dit goed wordt geregeld. Maar ik vind het vooral erg leuk om te doen. Voordat ik priester werd, werkte ik als verpleegkundige in de zorg. Ik heb dus een goede klik met de zusters, want die komen ook uit de zorg. Toen ik drie jaar geleden begon, waren er nog zeven zusters. Nu zijn het er nog maar twee; allebei in de negentig. Ik blijf voor deze congregatie verantwoordelijk, ook als de zusters er niet meer zijn. Je zit dan nog met goederen, in de vorm van gebouwen en vermogen. En daar moet natuurlijk ook een goede bestemming voor komen. Iedere congregatie heeft constituties, en daarin staat onder meer wat het doel van de congregatie is en wat we met bepaalde middelen willen doen. Voor onze congregatie zijn dat doelstellingen die betrekking hebben op drie gebieden: ten eerste het ondersteunen van alles wat met zorg te maken heeft; ten tweede het ondersteunen van alles wat met religieus leven te maken heeft. En ten derde: het ondersteunen van de jonge tak in Indonesië. Dit is een bloeiende tak die in 1934 door de Nederlandse zusters is gesticht en die nu min of meer zelfstandig is. Daar zet ik me ook graag voor in.’
2. Wat is uw grootste uitdaging?
‘De grootste uitdaging is wat wij nu de “transitie” noemen: hoe gaan we het erfgoed van de zusters, dat wat zij hebben opgebouwd en waar ze naar hebben geleefd en gehandeld, op een goede manier voortzetten? Hoe zorgen we ervoor dat het voor de toekomst behouden blijft? In Nederland zijn er veel meer congregaties. En ze zitten allemaal min of meer met dit vraagstuk. Een andere uitdaging is dat de zusters nog een groot klooster in Roosendaal hebben. Dat staat nu helemaal leeg. Je kunt natuurlijk denken van: we verkopen het vastgoed. Maar wij willen dat het religieuze erfgoed een herbestemming krijgt in de geest van de zusters. We willen dus iets neerzetten dat aan de zusters herinnert. Dat kan iets zijn wat met zorg te maken heeft, maar daar denken we nog even goed over na.’
3. Wat is uw belangrijkste karaktertrek?
‘Ik vind het heel lastig om dat bij mezelf te benoemen, maar als ik er goed over nadenk dan zijn dat standvastigheid en geduld. In hetgeen wat ik nu doe, zijn deze eigenschappen nodig. Tijdens zo’n transitieperiode ontwikkel je een visie en dan is het van belang om andere mensen mee te krijgen, zoals adviseurs die al lange tijd met de zusters verbonden zijn, maar ook de gemeente en het bisdom Breda. Dat vraagt een belangrijke mate van standvastigheid en van geduld. Je kunt natuurlijk alles er in een keer doorheen drukken, maar ik vind het belangrijk om mensen middels goede argumenten mee te krijgen.’
4. Wie is uw grote voorbeeld?
‘Als Christen zeg ik dat Jezus vanzelfsprekend mijn grote voorbeeld is. Ik laat me inspireren door de Bijbel en door mensen die naar de Bijbel leven. En dan kom ik weer uit bij de zusters. Zo oud als ze zijn, ik luister altijd graag naar hun verhalen. De meeste van hen zijn op 19-jarige leeftijd het klooster ingegaan, met het ideaal hun leven te wijden aan de zieke medemens. Hiervoor hebben ze alles opzij gezet. Ze hebben nooit iets voor zichzelf gewild, hebben altijd sober geleefd. Geen verre reizen, maar lange dagen aan het ziekbed. Dat vind ik mooi om te zien. Ze geven niet alleen zorg, ze zíjn zorg.’
5. Wat is uw levensmotto?
‘Ook dan blijf ik bij de zusters. De stichteres van deze congregatie heeft ooit gezegd: “in blijmoedigheid, eenvoud en vooral in liefde wil ik anderen helpen”. Ik vind het een krachtige formulering, en het staat ook voor het Christen-zijn. Daarom raakt deze uitspraak me ook. Er wordt hiernaar geleefd. De congregatie heeft bijvoorbeeld een vermogen en daar worden heel veel mooie dingen mee gedaan. Wat de zusters dan altijd tegen mij zeggen is: “de mensen hoeven niet te weten dat wij geven”. Dus als we iets geven, bijvoorbeeld aan projecten in Afrika, maar ook in Nederland, dan gebeurt dat anoniem. Ze geven in alle blijmoedigheid en in eenvoud, want het gaat niet om henzelf. En ze doen het met liefde. En dat probeer ikzelf voort te zetten.’
6. Wat is uw grootste succes tot nu toe?
‘Ik denk niet in termen van “succes”, maar meer in termen van voldoening en vreugde. Als ik dat ergens ervaar, dan weet ik dat het goed zit. Dus niet: ik wil een doel bereiken en als ik dat doel bereikt heb, heb ik succes. Maar meer van: dit lijkt me goed om te doen, en als dat goed gaat, dan voel ik vreugde. Zo kwamen we vorig jaar in contact met een zuster in Afrika. Zij had een school ergens in de Ivoorkust, maar er was geen water. De kinderen moesten elke dag een uur lopen om bij het water te komen en een uur weer terug naar school. Wij hebben een financiële bijdrage gedaan voor een waterput. En op een gegeven moment komen daar foto’s en filmpjes van binnen. Ik zie die kinderen dan dansen en springen om die aangeboorde waterput. Nou, dan voel ik precies die vreugde en dan is dat goed.’
7. Wanneer zit uw taak erop?
‘Mijn taak is voor onbepaalde tijd. We zitten nu in een transitie, maar ik hoop dat we straks iets neer hebben kunnen zetten waarbij het erfgoed van de zusters bewaard is voor de nabije en de verre toekomst. En dat ik dan het stokje kan over geven. Maar ik hoop eigenlijk dat ik dit nog zeker een aantal jaren mag blijven doen.’