Een goed doel of een religieuze instelling steunen, is in Nederland heel gewoon. Maar in het bestuur zitten is andere koek. Wie zijn de mensen die hun leven wijden aan het helpen van anderen? Een serie interviews met bevlogen bestuurders. Deze keer: Evelijne Bruning.
Naam: Evelijne Bruning
Leeftijd: 48 jaar
Opleiding: Masters medische antropologie en ontwikkelingssociologie aan de Universiteit van Leiden
Huidige baan: Directeur van The Hunger Project, een goed doel dat werkt aan het beëindigen van de honger in de wereld.
Foto: Karin van Wezel
1. Waarom zet u zich juist voor dit doel in?
‘Mijn leven lang ben ik bezig met vraagstukken rondom honger en armoede, op verschillende manieren: als trainer in de tropen, als voorlichter en als hoofdredacteur voor een vakblad over ontwikkelingssamenwerking. En nu inmiddels alweer 9 jaar voor The Hunger Project. Elk jaar bekijk ik kritisch in welke rol ik het grootste verschil kan maken op het gebied van honger, armoede en ongelijkheid. En ik zie al jaren geen betere plek dan in wat ik nu doe.’
‘Waar ik me voornamelijk mee bezighoud, is ervoor zorgen dat er financiering komt voor het werk wat wij doen in landen waar honger is en dat die financiering zo zinnig mogelijk wordt besteed. Verreweg de meeste financiering komt vanuit ondernemers, een klein deel van de overheid en een aanzienlijk deel van de Nationale Postcode Loterij. We hebben relatief weinig geld nodig voor ons werk. Omdat we in 23 verschillende landen werken met vierhonderdduizend getrainde vrijwilligers, die daar ter plekke vandaan komen. Zij zorgen van binnenuit voor veranderingen.’
2. Wat is uw grootste uitdaging?
‘Onwetendheid, dát is de grootste uitdaging. Dat geldt niet alleen voor de dorpen waar we werken. Ook hier in Nederland weten de meeste mensen eigenlijk veel te weinig over de vooruitgang die we in de wereld boeken. Daarom vind ik ook The Worlds Best News-beweging zo belangrijk, en geven we die pro bono werkplekken bij ons op kantoor. Zij proberen mediaredacties te trainen om positief nieuws te brengen, gebaseerd op feiten. Kijk bijvoorbeeld naar de halvering van malaria in de afgelopen 15 jaar. Of het gegeven dat wereldwijd al 9 op de 10 meisjes onder de 10 jaar naar school gaat. Dat weet bijna niemand.’
3. Wat is uw belangrijkste karaktertrek?
‘Ik heb hier heel lang over nagedacht, en ik kom uit op moed. Het vraagt soms “tegen-de-klippen-op-moed” om steeds weer voor dit werk te kiezen. Vanuit mijn functie zorg ik ervoor dat telkens de vraag wordt gesteld: doen we hier wel nog wat het allerbelangrijkste is? En dat is geen populaire vraag, kan ik je vertellen. Want veel mensen doen het liefst jaren achter elkaar hetzelfde. Of vinden cynisme en apathie eigenlijk wel zo gemakkelijk. Om mensen dan toch mee te krijgen, vraagt moed.’
4. Wie is uw grote voorbeeld?
‘Mijn grote voorbeeld is Arunata Kissegui, een boerin uit een heel klein dorpje in Benin, in West Afrika. Het was haar grote droom dat er in haar dorp een kliniek zou komen, waar vrouwen veilig konden bevallen. Die was er niet. Vrouwen moesten al weeën opvangend 50 kilometer lopen naar de dichtstbijzijnde kliniek. Arunata’s zus was overleden in het kraambed en zij zorgde vanaf dat moment voor de baby. Maar niemand in het dorp wilde geloven dat er ooit een kliniek zou komen. Arunata heeft toen net zo lang gespaard, totdat ze het eerste stenen huis in het dorp kon bouwen. Zo liet zij mensen zien dat als zij een stenen huis kon bouwen, er ook een kliniek kon worden gebouwd. Zo van: zie je, het kan dus wél. Als ik het zelf even niet zie zitten, dan denk ik: wacht even: wat is hier het stenen huis? Hoe kan ik mensen overtuigen en mee krijgen?’
5. Wat is uw levensmotto?
‘Het kan wél! Dat is niet alleen mijn levensmotto geworden, hij staat hier ook groot op de deur van ons kantoor. We zijn zo geconditioneerd in het denken in tegenslagen, de nadruk leggen op dingen die niet goed gaan en het eindeloos analyseren daarvan. Dan heb ik dit motto soms nodig, als mantra. Maar met alleen roepen dat het wél kan, ben je er nog niet. Het begint allemaal bij “omdenken”, door te beginnen met te denken vanuit wat er wél kan. Mensen blijken dan eindeloos creatief in het bedenken van oplossingen. Dat geldt ook voor The Hunger Project. Honger is namelijk het grootste oplosbare probleem dat er bestaat. En wij gaan dat oplossen. Om deze gedachte ook bij anderen te ontketenen, dat is fantastisch mooi werk. En dat mag ik doen!’
6. Wat is uw grootste succes tot nu toe?
‘Toen ik hier negen jaar geleden begon, hadden we een theorie over zelfredzaamheid. We dachten dat arme mensen hun eigen dorp zelfredzaam konden maken, maar bewezen was dat nog helemaal niet. En inmiddels hebben we op heel veel plekken bewezen dat dat mogelijk is. Zo hebben al ruim een half miljoen mensen zichzelf blijvend uit de armoede gekregen. Er zijn nu honderden dorpen die ervan overtuigd zijn dat ze zelf weten hoe ze dingen moeten aanpakken, het laatste stukje watervoorziening aanleggen, geboorteklinieken bouwen, en zo nog veel meer. Dat is echte vooruitgang. Daar doe ik het voor.’
7. Wanneer zit uw taak erop?
‘Wanneer de honger de wereld uit is. En dat is in 2030. Alle wereldleiders hebben ervoor getekend om een aantal maatschappelijke doelen te realiseren. En één daarvan is het beëindigen van honger en armoede in 2030. Wij zijn dus niet de enigen die denken dat het kan. En natuurlijk kunnen we dat niet alleen. Zo doen wij het goed in relatief rustige gebieden, maar in conflictgebieden neemt de honger de afgelopen drie jaar helaas wel weer iets toe. Gelukkig werken daar andere organisaties, die goed zijn in noodhulp. Als mijn taak er straks op zit, zie ik wel tegen die tijd in welk probleem ik dan mijn tanden zet. Of misschien ga ik wel lekker biologische courgettes verbouwen.’