Voor veel bestuurders is de toenemende regeldruk vanuit de overheid een hard gelag. Op dit moment zijn het de wet Transparantie Maatschappelijke Organisaties en de UBO-registratieplicht die tijd en aandacht vragen. Aan de horizon doemt al weer een nieuwe wet op die nieuwe regels stelt aan de transparantie en openheid van maatschappelijke organisaties. Hebben we hier te maken met doorgeslagen overheidsbemoeienis of dragen de nieuwe regels bij aan de verdere professionalisering van organisaties die zich in het maatschappelijk speelveld bewegen? De hoogste tijd om alvast een aantal misverstanden weg te nemen.
De wetswijziging moet leiden tot een verhoging van de kwaliteit van de besturen. Zij moeten transparanter worden over onder meer hun verantwoordelijkheden. Daarnaast moeten zij objectiviteit aan de dag leggen in hun bestuurlijk handelen. Het wetsvoorstel richt zich op stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (OWM). De wetgever volgt het bestaande ondernemingsrecht. Enkele bepalingen over bestuur en toezicht zijn al van toepassing op NV’s en BV’s. Het voorstel ligt momenteel ter goedkeuring bij de Eerste Kamer, zij heeft hierover een aantal vragen gesteld aan de minister. Waarschijnlijk treedt het wetsvoorstel niet eerder dan 1 januari 2021 in werking. De wet stelt maatschappelijke organisaties mogelijk voor nieuw beleid, aangescherpte regels en aanpassing van de statuten. Als bestuur doet u er goed aan alvast te anticiperen op wat er komen gaat.
Aansprakelijkheid van bestuurders
Een van de bepalingen in het nieuwe wetvoorstel gaat over de aansprakelijkheid van bestuurders. Binnen veel besturen is dit een heet hangijzer. Veel bestuurders zetten zich al jarenlang en veelal onbezoldigd met ziel en zaligheid in voor een maatschappelijke organisatie. Zij zitten er uiteraard niet op te wachten dat zij voortaan persoonlijk aansprakelijk zijn voor alles wat zij uit hoofde van hun bestuursfunctie doen of laten. Want laten we eerlijk zijn: hoe aantrekkelijk is het dan nog om de functie van voorzitter, secretaris, penningmeester of commissaris uit te oefenen? Om maar te zwijgen over het vinden van jonge onbezoldigde bestuurders om hen op te volgen. Gelukkig kunnen we dit doemscenario voor velen van u wegnemen. Hoewel het nieuwe wetsvoorstel wel degelijk een aangescherpte bepaling over aansprakelijkheid bevat, geldt dit uitsluitend voor onbehoorlijke taakvervulling van bestuurders van commerciële stichtingen en verenigingen. Deze hebben geen winstoogmerk, maar verrichten wel commerciële activiteiten om hun maatschappelijk doel te realiseren.
Naar een transparant en objectief bestuur
Wetten vertellen ons wat wel en niet mag. Toch treedt de wetgever hierbij niet altijd in detail. Vaak moet u het doen met kaders die u als organisatie nog moet inkleuren. In dat licht kan het geen kwaad naast ‘de letter’ ook ‘de geest’ van de wet te doorgronden. Het nieuwe wetsvoorstel vloeit voort uit bestuurlijke misstanden binnen zorginstellingen, scholen en woningcorporaties enkele jaren geleden. De wetgever reageert hierop met een nieuwe wet die de kwaliteit van het bestuur en toezicht moet verhogen. Zonder de onderliggende praktijksituaties in detail te bespreken, zijn we het er waarschijnlijk allemaal over eens dat hier grenzen zijn overschreden. Maar we weten ook dat er situaties zijn waarover we van mening kunnen verschillen. Want wat we onder behoorlijk bestuur of ethisch verantwoord scharen verschilt per persoon en vaak ook per situatie. De nieuwe wetgeving is een mooi moment om de (ongeschreven) regels van fatsoenlijk bestuur binnen uw organisatie weer eens te bespreken en hierover een dialoog te starten met uw bestuur.
Bestuurders met tegenstrijdige belangen
Een van de bepalingen in het nieuwe wetsvoorstel gaat over tegenstrijdige belangen van bestuurders. De wet stelt dat een bestuurder zich moet richten naar het belang van de instelling. Als een bestuurder een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de instelling, mag die bestuurder op dat punt niet meepraten en beslissen. Voor stichtingen voorziet de nieuwe wet in een tegenstrijdig belangregeling. Voor de andere rechtspersonen wordt de bestaande regeling aangepast. Als de statuten een regeling kennen die afwijkt van de nieuwe wet, wordt die regeling door de nieuwe wet ‘overruled’. Hoewel er op het eerste gezicht niets mis lijkt met deze aanscherping, vraagt vooral de dagelijkse uitvoering ervan om een hernieuwde blik binnen de eigen organisatie. Vooral ook omdat ingesleten patronen het zicht op tegenstrijdige belangen vertroebelen.
Het risico van ongeschreven regels
Veel maatschappelijke organisaties steunen op ongeschreven regels, een gevolg van jarenlange gewoonten en gebruiken van trouwe bestuursleden en vrijwilligers. Omdat dit soms al decennia zo gaat, hebben ze hier geen vraagtekens bij. Maar het is goed mogelijk dat de dagelijkse gang van zaken binnen uw maatschappelijke organisatie situaties kent die in het huidige tijdsgewricht tot fronsende wenkbrauwen leiden. In de maatschappij hebben de ideeën over behoorlijk bestuur en ethisch handelen de laatste jaren immers veel meer lading gekregen.
Hoe kies is het als bestuurders hun bezoldigde bestuursfuncties in een stichting aan hun kinderen overdragen? Is een groot afscheidsdiner met partners voor een vertrekkende penningmeester te verantwoorden als uw organisatie voor haar gelden volledig afhankelijk is van giften van donateurs? Is het verstandig bij een verbouwing van uw maatschappelijk vastgoed de order bij een bevriende aannemer onder te brengen? Even los van het feit dat hij in prijs en kwaliteit boven alle anderen uitsteekt? Is het goed te keuren dat bestuursleden of vrijwilligers geld of goederen lenen van uw organisatie?
Het is verstandig het heersende normbesef zo nu en dan aan een ‘sanity check’ te onderwerpen. De wet schrijft alle mogelijke situaties niet voor u uit, als bestuur moet u hier uw eigen beleid op ontwikkelen.
Wat staat er in de nieuwe wet?
Naast de bepalingen over bestuurlijke aansprakelijkheid en belangenverstrengeling komt de wet ook met een aantal andere regels. Zo kent de wet bevoegdheden toe aan een (bestaande) Raad van Toezicht of Raad van Commissarissen. Zo’n orgaan kan dus niet meer als ‘papieren tijger’ voortbestaan. Ook moet de statuten een regeling bevatten over ‘belet en ontstentenis’ van bestuurders. Bij langdurige ziekte van een bestuurder moet de (tijdelijke) vervanging conform deze regeling worden uitgevoerd. Daarnaast is een meerderheidsstem in de toekomst niet meer geldig. Een bestaande regeling in de statuten mag nog uiterlijk vijf jaar voortbestaan. Dit heeft overigens geen gevolgen voor ANBI’s omdat hier een meerderheidsstem niet is toegestaan. Tot slot wordt het makkelijker om een bestuurder of toezichthouder te ontslaan en worden ook de gronden verruimd. Omstanders kunnen makkelijker ingrijpen als er sprake is van financieel- of ander wanbeheer.