Direct naar content

Nu de belastingheffing in box 3 van de Inkomstenbelasting is aangepast, is het belangrijk om goed op te letten bij vermogensverschuivingen binnen deze box die plaatvinden rondom de peildatum 1 januari 2023. Op basis van de Overbruggingswet box 3 kunnen deze wijzingen fiscaal namelijk genegeerd worden. Wij leggen uit waar u op moet letten.

Wat is peildatumarbitrage?

Aangezien de waarde van de banktegoeden, overige bezittingen en schulden slechts op één moment in het kalenderjaar – namelijk op de peildatum (1 januari) – wordt bepaald, kan bij u de gedachte opkomen dat het gunstig zou zijn om ‘overige bezittingen’ (waar in 2023 een rendement van 6,17% voor geldt) vlak voor 1 januari 2023 te verkopen en tijdelijk om te zetten in ‘banktegoeden’ (waarvoor het rendement voor 2022 ongeveer op 0,01% uitkomt (het rendement voor 2023 wordt pas begin 2024 bekend)). Na 1 januari 2023 koopt u met de banktegoeden dan weer (de verkochte) ‘overige bezittingen’. Omdat uw voornaamste reden hierbij is om een minimale belastingheffing in box 3 te realiseren, is er sprake van ‘peildatumarbitrage’.

Misschien schoot er ook wel door uw hoofd dat het interessant is om voor 1 januari 2023 uw banktegoeden uit te breiden met een lening. Het fiscale rendement op banktegoeden ligt namelijk lager dan de rente die u mag rekenen over de lening (voor 2022 zal dat rond de 2,3% liggen. De rente voor 2023 wordt begin 2024 vastgesteld). Na 1 januari 2023 lost u dan de lening met de banktegoeden weer af. Dit resulteert eveneens in een verlaging van de belastingheffing. Ook hier is sprake van ‘peildatumarbitrage’.

Het kabinet heeft in de Overbruggingswet box 3 duidelijk gemaakt dat het peildatumarbitrage ongewenst vindt. Sterker er is wetgeving voor opgesteld om deze arbitrage aan banden te leggen. Arbitrage binnen een bepaalde periode rond de peildatum, wordt alleen niet fiscaal gesanctioneerd als u aan handelde uit (aantoonbare) zakelijke overwegingen. Lees: niet-fiscale overwegingen.

De peildatumarbitrage periode

Het Kabinet komt met een arbitrageperiode van 3 maanden. Deze periode is lang genoeg om geen inbreuk te zijn op uw recht om vrij te beschikken over uw eigendom, maar lang genoeg om de door u gemiste koerswinst op uw aandelen gemiddeld hoger te laten zijn dan het door u genoten belastingvoordeel. Doordat de peildatum binnen die 3 maanden moet liggen, loopt de arbitrageperiode dus van 1 oktober tot en met 31 maart. En hoewel de Overbruggingswet box 3 pas op 1 januari 2023 in werking treedt, is de eerste periode dus al per 1 oktober 2022 ingegaan.

De sanctie

Als blijkt dat uw handelingen in box 3 onder de anti-peildatumregels vallen, wordt uw tijdelijke omzetting van overige bezittingen naar banktegoeden genegeerd. Voor de bepaling van uw box 3-belasting wordt dan uitgegaan van de oorspronkelijke waarde van uw overige bezittingen.

Een voorbeeld

Stel u hebt op 31 december 2022 een spaartegoed van € 1.000.000 en overige bezittingen van € 3.000.000, waarbij in 2023 het rendementspercentage voor spaartegoeden 0,01% en voor overige bezittingen 6,17% is. Dan betaalt u bij een belastingpercentage van 32% ongeveer € 59.000 aan box 3-belasting.

Maar wat nu als u op 31 december 2022 € 3.000.000 overige bezittingen verkoopt en de opbrengst toevoegt aan uw banktegoeden? Dan betaalt u in beginsel slechts € 128… als u niet voor 1 april 2023 met banktegoeden overige bezittingen (terug)koopt.

Stel u koopt op 2 januari 2023 weer € 2.000.0000 overige bezittingen, dan voldoet u met dit bedrag aan de voorwaarden van de anti-peildatumarbitrageregels. Bij het bepalen van de box 3-belasting wordt dan voor dit bedrag de omzetting naar banktegoeden genegeerd. U bent dan ongeveer € 40.000 aan box 3-belasting verschuldigd. Uw handelingen worden alleen niet genegeerd als er zakelijke (lees: niet-fiscale) redenen voor waren. Als de belastingdienst u hiernaar vraagt dient u dit aannemelijk te kunnen maken.

Hoe controleert de Belastingdienst op peildatumarbitrage?

Handhaving op peildatumarbitrage zal niet geautomatiseerd plaatsvinden. Daarvoor is deze regeling te complex. U zult zelf in uw aangifte inkomstenbelasting moeten aangeven of sprake is geweest van peildatumarbitrage en of er sprake was van zakelijke overwegingen. De Belastingdienst zal dit vervolgens risicogericht toetsen. Bijvoorbeeld door u te vragen aan te tonen dat er sprake was van enig zakelijk belang bij uw handelen. De bewijslast ligt dus bij u. Op welke wijze u dit bewijst, is niet voorgeschreven. Er geldt ‘vrije bewijsleer’.

Ook als u geen melding maakt van de arbitrage, loopt u de kans gecontroleerd te worden. De Belastingdienst is namelijk voornemens om door middel van steekproeven ook aangiftes te controleren waarin het invulveld over peildatumarbitrage niet is ingevuld.

Als u tot de conclusie komt dat in uw geval sprake is van arbitrage, dan hoeft u niet te wachten tot u iets van de Belastingdienst verneemt. U kunt dit of via het aanvragen of corrigeren van een voorlopige aanslag over 2023 rechtzetten of in uw aangifte over 2023 corrigeren.

Tot slot: de peildatumarbitrage is een tijdelijke regeling

De Overbruggingswet box 3, waar deze regeling onderdeel van uitmaakt, is bedoeld voor de overgangsperiode tot aan het nieuwe box 3-stelsel waarin op basis van het werkelijke rendement wordt geheven. Voor deze periode acht het kabinet de voorgestelde regeling voldoende om arbitrage te voorkomen. Zou blijken dat de regeling onvoldoende robuust is, dan behoudt het kabinet zich het recht voor om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.