Direct naar content

Fiscaal partners kunnen in bepaalde gevallen voordeel behalen door in hun aangifte inkomstenbelasting over 2022 hun gezamenlijke box 3-vermogen anders te verdelen dan volgens de voorheen gebruikelijke 50:50-verdeling. Dat kan zolang de belastingaanslag nog niet onherroepelijk vaststaat.

Laagste belastingbedrag telt

Als gevolg van het ‘kerstarrest’ van de Hoge Raad over box 3, wordt aan belastingplichtigen rechtsherstel geboden. Daarvoor gebruikt de overheid de ‘forfaitaire spaarvariant’ (hierna: ‘nieuwe berekening’). De Belastingdienst berekent hoeveel box 3-heffing verschuldigd is volgens de methode zoals die in 2022 in de belastingwet stond (hierna: ‘oude berekening’). En vergelijkt die met de uitkomst bij toepassing van de nieuwe berekening. Valt die laatste berekening gunstiger uit, dan telt het lagere belastingbedrag. Maar valt de oude berekening gunstiger uit, dan hoeft men niet bij te betalen. Dan geldt de belasting volgens de oude berekening. Ingeval van fiscaal partners beoordeelt de Belastingdienst dit voor iedere partner apart.

Scheve verdeling tussen partners

Bij de oude berekening zorgt een 50:50-verdeling tussen partners ervoor dat de vermogensschijven – met oplopende rendementspercentages – gelijkmatig worden opgevuld. Daarom is een 50:50-verdeling in de aangifte sinds 2017 heel gebruikelijk. Maar door de manier waarop het rechtsherstel uitwerkt, zijn fiscaal partners nu met een ‘scheve’ verdeling onder omstandigheden per saldo beter af. Zij kunnen mogelijk een voordeel behalen door het gezamenlijke vermogen na aftrek van het gezamenlijke heffingvrije vermogen (2022: € 101.300) zodanig te verdelen dat de ene partner met de oude berekening precies de eerste (of tweede) vermogensschijf opvult. Waardoor de belasting volgens de oude berekening voor die partner lager uitvalt dan volgens de nieuwe berekening. En de andere partner hierdoor zoveel vermogen krijgt toebedeeld, dat diens gemiddelde rendementspercentage onder de oude berekening juist hoger uitkomt dan bij de nieuwe berekening. Waardoor voor diegene de lagere belasting volgens de nieuwe berekening van toepassing wordt.

Of er voordeel behaald kan worden door een andere verdeling en hoeveel voordeel, hangt met name af van de totale vermogensmix – de verdeling tussen spaargeld, overige bezittingen en eventuele schulden – en de omvang van het gezamenlijke vermogen.

Vermogensmix bepaalt maximaal te bereiken voordeel

Bij de oude berekening loopt het forfaitaire rendementspercentage op naarmate vermogen in een hogere vermogensschijf valt. Hoe meer vermogen in een hogere schijf valt, hoe hoger het gemiddelde rendementspercentage over het vermogen. Valt het belaste gedeelte van het vermogen binnen de eerste vermogensschijf van € 50.650? Dan blijft het rendementspercentage beperkt tot circa 1,82%. Bij een belast vermogen van € 962.350 per persoon vult men precies de eerste én de tweede vermogensschijf op. En komt het gemiddelde rendementspercentage op 4,23% (€ 50.650 x 1,82% + € 911.700 x 4,37% = circa 4,23% over € 962.350).

Bij de voor het rechtsherstel gebruikte nieuwe berekening is het gemiddelde rendementspercentage een constante factor bij een gegeven vermogensmix. De omvang van het vermogen is daarbij niet relevant. Stel iemand heeft 30% spaargeld en 70% overige bezittingen en geen schulden in box 3. Dan is het gemiddelde rendement: 30% x 0,00%% + 70% x 5,53% = 3,87% (de Belastingdienst rondt af naar beneden op 2 decimalen nauwkeurig). Hoe groter het aandeel spaargeld in de mix, hoe lager het gemiddelde percentage en andersom.

Zolang het gemiddelde rendementspercentage bij de nieuwe berekening lager is dan het gemiddelde percentage in de eerste vermogensschijf bij de oude berekening van circa 1,82%, is er sowieso geen voordeel te behalen door het wijzigen van de vermogensverdeling. In de aangifte over 2022 is dat het geval als het aandeel van spaargeld in de vermogensmix minder dan ongeveer 67% is (schulden in box 3 buiten beschouwing gelaten). Bij een groter aandeel spaargeld ten opzichte van overige bezittingen blijft het rendementspercentage bij de nieuwe berekening altijd beneden 1,82%. En levert de nieuwe berekening dus altijd een lager belastingbedrag op dan de oude berekening. Een scheve verdeling heeft dan geen zin. Is het aandeel spaargeld minder dan twee derde (schulden buiten beschouwing gelaten)? Dan kan een scheve verdeling wél zin hebben. Maar alleen vanaf een bepaalde omvang van het totale vermogen. Het maximale voordeel kan dan indicatief worden berekend als: 31% x [rendementspercentage nieuwe berekening -/- 1,82%] x € 50.650. Bij een vermogensmix met minder dan ongeveer 25% spaargeld ligt het rendementspercentage bij de nieuwe berekening hoger dan het gemiddelde rendement bij de oude berekening ingeval zowel de eerste als de tweede vermogensschijf worden benut (circa 4,23%). In dat geval wordt de formule voor het maximale voordeel: 31% x [rendementspercentage nieuwe berekening -/- 4,23%] x € 962.350. N.B. Door tussentijdse afrondingen in de praktijk bij de berekening van de verschuldigde belasting kan de uitkomst van de formule licht afwijken van het feitelijke voordeel.

Voordeel vanaf een bepaald vermogen

De omvang van het vermogen bepaalt mede of er voordeel kan worden behaald door een scheve verdeling. Dat heeft namelijk pas zin als de partner die het grootste deel van het vermogen krijgt toebedeeld daardoor bij de oude berekening op een hoger gemiddeld rendementspercentage uitkomt dan het (constante) percentage bij de nieuwe berekening. Waardoor bij diegene de nieuwe berekening een lagere belasting oplevert. Bij een vermogensmix die bestaat uit 65% spaargeld en 35% overige beleggingen is dat pas het geval wanneer het gezamenlijke vermogen ruim € 2 ton bedraagt. Bij een lager vermogen valt dan geen voordeel te behalen door een scheve verdeling tussen partners. Het maximaal te behalen voordeel wordt bereikt bij een zodanig vermogen dat bij een 50:50-verdeling het gemiddelde rendementspercentage in de oude berekening gelijk wordt aan dat bij de nieuwe berekening. Hoe kleiner het aandeel spaargeld in de totale mix, hoe hoger het vermogen vanaf waar voordeel kan optreden door een andere verdeling te kiezen. Het voordeel kan variëren van enkele tientjes tot een paar duizend euro (zie tabel).

Tabel o.b.v. belastingjaar 2022; bedragen in euro’s

Voorbeeld

Stel partners hebben in de aangifte over 2022 een gezamenlijk vermogen dat voor 30% bestaat uit spaargeld en voor 70% uit overige bezittingen. Schulden laten we buiten beschouwing. In de tabel zoeken we dan de rij op waarbij deze vermogensmix geldt. Zoals we eerder zagen, komt het gemiddelde rendementspercentage bij de nieuwe berekening dan uit op 3,87% (vierde kolom). Zolang het gezamenlijke vermogen vóór aftrek van het heffingvrije vermogen minder dan ongeveer € 411.000 bedraagt (bedrag vijfde kolom), heeft een scheve verdeling van de belastbare grondslag in dat geval geen effect. Als aan de ene partner € 50.650 wordt toebedeeld, het bedrag van de eerste vermogensschijf bij de oude berekening, blijft het forfaitaire rendement daarover beperkt tot circa 1,82%. Maar bij de andere partner die de resterende € 259.050 (€ 411.000 -/- € 101.300 -/- 50.650) van de gezamenlijke ‘grondslag sparen en beleggen’ krijgt toebedeeld komt het gemiddelde rendementspercentage dan nog net niet uit boven 3,87%. Bij een hoger totaalvermogen is wél voordeel te behalen. Dat voordeel is bij de vermogensmix in dit voorbeeld maximaal € 322 (zevende kolom) en wordt bereikt bij een gezamenlijk vermogen vanaf ongeveer € 621.000 (bedrag zesde kolom). Check met formule: 31% x [3,87 -/- 1,82%] x € 50.650 = € 322.

Het gemiddelde rendementspercentage ingeval van een 50:50-verdeling bij de oude berekening is dan voor beiden precies gelijk aan 3,87%. Bij een nog hoger vermogen is geen extra voordeel te behalen. Een 50:50-verdeling bij de oude berekening levert dan (voor beiden) een gemiddeld rendementspercentage op dat alleen maar nog verder boven 3,87% uitkomt.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.