Direct naar content

Het oude pensioenstelsel was aan verandering toe. De maatschappij zag er anders uit toen het werd ontworpen; veel mensen bleven hun hele leven bij één werkgever en het aantal werkende mensen was veel groter dan het aantal gepensioneerden. Bovendien is in de loop der jaren niet alleen de levensverwachting gestegen, maar ook duidelijk geworden dat garanties lang niet altijd kunnen waar gemaakt. Inmiddels is de nieuwe pensioenwet ingegaan.

Met de invoering van de nieuwe pensioenwet, moeten alle pensioenregelingen uiterlijk op 1 januari 2028 aan de nieuwe regels voldoen. De wet wordt gezien als een mijlpaal in de herziening van het Nederlandse pensioenstelsel. Al maakt het huidige politieke klimaat duidelijk, dat er nog steeds vraagtekens worden gezet bij nut en noodzaak. Bij veel deelnemers aan een pensioenregeling bestaat nog altijd meer draagvlak voor het huidige stelsel dan voor het nieuwe stelsel. Behalve door onbekendheid, heeft dat te maken met de angst dat risico’s naar de werknemers worden geschoven en garanties verloren gaan. Echter, ook in het huidige stelsel zijn pensioenen al jaren lang niet altijd gecorrigeerd voor inflatie en in sommige gevallen zelfs gekort. Werkenden en gepensioneerden willen antwoord op de vraag of zij er op vooruit gaan in vergelijking met het vooruitzicht dat zij hadden, in het oude stelsel. Zoals we hierna zullen zien, is die vraag nog niet zo makkelijk en zeker niet eenduidig te beantwoorden.

Het oude pensioenstelsel

De hoogte van het pensioen kan in het oude stelsel op verschillende manieren worden vastgesteld en is afhankelijk van wat er in de arbeidsvoorwaarden over is afgesproken. Er zijn twee hoofdsystemen:

– de uitkeringsovereenkomst

– de premie-overeenkomst

In circa 85% van de gevallen gaat het om een uitkeringsovereenkomst (zoals de zogenaamde eind- of middelloonregelingen). Hierbij biedt de werkgever een regeling aan, waarbij de pensioenuitkering wordt gegarandeerd. De uiteindelijke hoogte van het pensioen is afhankelijk van het salaris en het aantal dienstjaren van de werknemer.

Bij een premie-overeenkomst (zoals de zogenaamde beschikbare premieregeling) wordt de pensioenuitkering niet gegarandeerd, maar afhankelijk gesteld van de ingelegde premies en het rendement dat daarmee wordt behaald. In het oude stelsel is het uitgangspunt in dit systeem gelijkmatige opbouw van het pensioen. Dit betekent dat bij een gelijk salaris, iemand van 25 jaar evenveel pensioen opbouwt als iemand van 55 jaar. Omdat de premie die wordt ingelegd voor iemand van 55 jaar niet zo lang kan renderen als voor iemand van 25, is er voor een 55-jarige een veel hogere premie nodig.

De meeste van de huidige pensioenregelingen willen zekerheid bieden. Dat vereist een risicoloze belegging van de ingelegde premies, zoals een belegging in staatsobligaties. Met het dalen van de rente kon er daardoor, ondanks de economische groei, in veel gevallen niet meer worden geïndexeerd en steeg het pensioen niet mee met de inflatie. In sommige gevallen moesten toegezegde pensioenen zelfs worden gekort. Gepensioneerden krijgen hierdoor te maken met koopkrachtverlies.

Het nieuwe pensioenstelsel

Het doel van het nieuwe pensioenstelsel is het mogelijk maken de pensioenen mee te laten bewegen met de economie. Door een groter deel van de premies te beleggen in aandelen, wordt een hoger pensioen verwacht. Het toezeggen van een vaste pensioenuitkering, past niet in het nieuwe stelsel en dit systeem komt daarom te vervallen. Er wordt alleen nog gewerkt met de premie-overeenkomst. Daarbij verandert de manier waarop de premie wordt vastgesteld. Het uitgangspunt is niet langer een met de leeftijd stijgende premie, maar een gelijkblijvend premiepercentage voor iedereen. Deze premie (voor het ouderdomspensioen) mag maximaal 30% bedragen, van het deel van het salaris waarover pensioen wordt opgebouwd. In het nieuwe stelsel bouwen jonge mensen daardoor extra veel pensioen op. Daarmee compenseren zij de latere jaren, waarin zij met de gelijkblijvende premie minder tijd hebben om de ingelegde bedragen te laten renderen.

Gevolg voor de werkenden

Het nieuwe pensioenstelsel is voor sommige leeftijdsgroepen een voordeel, voor andere een nadeel. Een 25-jarige kan meer pensioen opbouwen dan iemand van 55 jaar, omdat de ingelegde premie langer kan renderen. Mensen die al jaren aan het werk zijn, hebben de jonge jaren waarin zij extra pensioen zouden hebben opgebouwd, gemist. Het nadeel voor deze groep moet worden gecompenseerd. Die compensatie zal per pensioenuitvoerder (zoals het pensioenfonds of de verzekeraar) verschillen. Een pensioenfonds draagt in principe zelf zorg voor de compensatie. Werkgevers die niet zijn aangesloten bij een pensioenfonds moeten zelf met een oplossing komen. Zo kunnen zij ervoor kiezen om oudere medewerkers in het oude pensioenstelsel met stijgende premie te houden.

Extra knelpunt voor pensioenfondsen

Pensioenfondsen laten in het oude stelsel niet alleen jong en oud evenveel pensioen opbouwen; het premiepercentage is ook voor iedereen gelijk. Hieruit volgt dat pensioenfondsen met een zogenaamde doorsneepremie rekenen. In dit systeem betaalt de jongere mee aan het pensioen van de oudere werknemer. In het nieuwe stelsel wordt het subsidiëren van de ouderen door de jongeren afgeschaft. De ouderen moeten ook hiervoor worden gecompenseerd. Dit kan (deels) door aanwending van reserves die het fonds nu nog moet aanhouden om het gegarandeerde pensioen uit te kunnen keren. Als de reserves niet toereikend zijn, kan dat leiden tot een premieverhoging voor werkgevers en -werknemers. De uitkomst is per pensioenfonds verschillend omdat de fondsen er financieel verschillend voor staan en ook de leeftijdsverdeling per fonds niet hetzelfde is.

Gevolgen voor reeds opgebouwde pensioenen

In principe worden alle bij pensioenfondsen opgebouwde pensioenen ‘ingevaren’ in het nieuwe systeem; de waarde van de opgebouwde pensioenen gaat over naar het nieuwe stelsel. Pensioenen opgebouwd bij verzekeraars worden niet ingevaren.

Welke mogelijkheden zijn er in het nieuwe stelsel als het pensioen wordt uitgekeerd?

Dat is afhankelijk van het door de pensioenuitvoerder aangeboden contract. Als sprake is van een zogenaamd solidair contract, gaat het beleggen van het pensioengeld ook na de pensioeningangsdatum door. De uitkeringen kunnen dan elk jaar anders zijn. Door aangehouden buffers zullen de schommelingen wel worden gedempt. In geval van een zogenaamd flexibel contract, heeft de pensioengerechtigde de keuze tussen doorbeleggen of aankopen van een vaste en gelijkmatige pensioenuitkering. Dit geldt ook voor het ouderdomspensioen van reeds gepensioneerden. In een volgende bijdrage zullen wij stilstaan bij de gevolgen van de nieuwe pensioenwet voor het nabestaandenpensioen.

Worden de pensioenen hoger?

De Nederlandsche Bank heeft rekensommen gemaakt, waaruit naar voren is gekomen dat het nieuwe pensioenstelsel gemiddeld een hoger pensioen oplevert. Dit betekent niet dat voor sommige groepen of in individuele gevallen geen sprake kan zijn van achteruitgang. Het is aan de sociale partners (vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers) en de pensioenuitvoerder om te bepalen hoe dat dan gaat worden gecompenseerd.

Hoe nu verder?

Pensioenuitvoerders en sociale partners hebben tot 1 januari 2028 de tijd om over te stappen op het nieuwe pensioenstelsel. De individuele deelnemer kan niet veel meer doen dan afwachten. Uit onderzoek blijkt dat voortvarend te werk wordt gegaan. Veel tijd en aandacht gaat naar een evenwichtige afweging van de belangen van alle groepen. Meer informatie is te vinden op ‘Mijn pensioenoverzicht.nl‘ en de webpagina van de desbetreffende pensioenuitvoerder.

Conclusie

Door de combinatie van gegarandeerde pensioenuitkeringen, de al jarenlange lage rentestand en de stijging van de levensverwachting, moesten er in het oude stelsel grote buffers worden aangehouden. Dat leidde ertoe dat de pensioenen al jaren nauwelijks gecorrigeerd zijn voor inflatie. In sommige gevallen zijn pensioenen zelfs gekort. Een van de doelen van het nieuwe stelsel is het kunnen laten meebewegen van de pensioenen met de economische ontwikkelingen. Sociale partners en pensioenuitvoerders moeten keuzes maken en de invulling afstemmen met hun achterban. De uitkomsten van die keuzes zijn bepalend voor de hoogte van het pensioen.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.