
Zoals bekend, vindt de huidige belastingheffing over het vermogen in box 3 plaats over een forfaitair rendement in drie vermogensschijven. De hoogte van dit rendement voor de belastingheffing is gebaseerd op een vaste veronderstelde verdeling tussen spaargeld en beleggingen. In mijn blog: ‘Zo ziet de belastingheffing in box 3 eruit in 2022’ leest u daar meer over. De Tweede Kamer wil in plaats van het forfaitaire rendement het werkelijk behaalde rendement gaan belasten. Maar volgens een onderzoeksrapport beschikt de Belastingdienst daarvoor nog niet over voldoende informatie.
Forse uitbreiding van data nodig
Het onderzoeksrapport biedt meer inzicht in de mogelijkheden om wél over deze informatie te beschikken. Dat zou dan wel kunnen betekenen dat banken, verzekeraars en andere financiële instellingen de aanlevering van data fors moeten uitbreiden. En ook van de belastingbetalers zelf is dan meer informatie nodig over met name vastgoed in box 3 en de ‘overige bezittingen’.
Een gedachte is om bij bank- en spaartegoeden en beleggingen in financiële producten het werkelijk rendement te gaan belasten. En de forfaitaire heffing vooralsnog te behouden voor onroerende zaken en de overige vermogensbestanddelen. Maar demissionair staatssecretaris Vijlbrief (D66) van Financiën heeft erop gewezen dat dat extra complexiteit én nieuwe mogelijkheden om in te spelen op fiscale verschillen tot gevolg heeft. Vijlbrief: “In een nadere uitwerking zal daarom gezocht moeten worden naar een balans tussen de beschikbaarheid van data, de uitvoeringsaspecten voor de Belastingdienst en de beheersing van eventuele ontwijkingsmogelijkheden.”
Nieuwe box 3-taks komt op z’n vroegst in 2025
Begin november 2021 ging demissionair staatssecretaris Vijlbrief tijdens een overleg in de Tweede Kamer nader in op de toekomstige belastingheffing in box 3. Vijlbrief: “We hebben goed gekeken naar allerlei technische mogelijkheden die er tegenwoordig zijn om met moderne technologie de waardeontwikkeling van bepaalde categorieën vermogen bij te houden. Het lijkt zo te zijn dat we daar een heel eind mee kunnen komen en dat we inderdaad naar werkelijk behaalde rendementen zouden kunnen gaan.”
“Dat rendement bestaat dan uit reguliere voordelen uit vermogen, rente, dividend en waardeontwikkeling. Tot het inkomen behoort ook niet-gerealiseerde waardeontwikkeling, bijvoorbeeld doordat de in waarde gestegen aandelen nog niet zijn verkocht. Voor bank- en spaarproducten in euro’s zou het betekenen dat alleen het gemaakte rendement, de rente, wordt belast. Bij beleggingen in financiële instrumenten bestaat het inkomen natuurlijk enerzijds uit dividend en anderzijds uit waardeontwikkeling, zoals koerswinst of koersverlies. Het lijkt dat we zo een stelsel gebaseerd op reëel, werkelijk rendement kunnen vormgeven. Sommige landen hebben dat. Dat is dan onafhankelijk van het tarief dat je daarover wilt heffen, want dat tarief kun je hoog of laag maken, progressief of degressief. Dit lijkt uitvoerbaar per 1 januari 2025. Dat is over drie jaar.”
Mogelijk biedt de opmerking over het tarief ook ruimte voor de door de Tweede Kamer gewenste miljonairsbelasting als het nieuwe kabinet zou kiezen voor een progressieve tariefstructuur. In mijn blog: ‘Ruime Kamermeerderheid wil vermogens boven een miljoen zwaarder belasten’ leest u daar meer over.
Voor- en nadelen van huidige box 3-systeem
De huidige forfaitaire belastingheffing in box 3 kent een aantal voordelen. Zo past deze heffing goed bij de huidige vooraf ingevulde aangifte inkomstenbelasting en er is sprake van een stabiele belastingopbrengst. Daarnaast kent het huidige box 3-systeem ook knelpunten die een nieuw kabinet naar verwachting zo veel mogelijk zal willen wegnemen. Ook in het rapport: ‘Bouwstenen voor een beter belastingstelsel’ van het Ministerie van Financiën is op deze knelpunten gewezen:
- spaargeld wordt namelijk nu deels belast als beleggingsvermogen;
- een vlucht naar een spaar-BV om fiscale redenen is mogelijk; en
- er bestaat een fiscale prikkel voor het aangaan van schulden.
Spaargeld deels belast als beleggingsvermogen
Spaarders vinden de huidige box 3-belasting op spaargeld onrechtvaardig. Het forfaitair rendement dat de Belastingdienst gebruikt om de box 3-belasting te berekenen, is immers tegenwoordig in ieder geval voor spaarders veel hoger dan het werkelijk behaalde rendement. Dat komt doordat de Belastingdienst voor de hoogte van het forfaitair rendement uitgaat van verondersteld beleggingsvermogen.
Vlucht naar spaar-BV
Het huidige belastingstelsel biedt ruimte om uitsluitend vanwege fiscale redenen, vermogen te verplaatsen naar een andere box in de inkomstenbelasting. Zo kan het, rekening houdend met extra kosten, fiscaal interessant zijn vermogen onder te brengen in een vennootschap in box 2 als de forfaitaire inkomstenbelasting in box 3 hoger is dan de gecombineerde belasting (van vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting in box 2) over het werkelijk behaalde rendement. Volgens bovengenoemd rapport heeft de fiscaliteit dan een onwenselijke invloed op beslissingen van de belastingbetaler.
Fiscale prikkel voor aangaan schulden
Een ander knelpunt is dat het huidige box 3-systeem een fiscale prikkel bevat om schulden aan te gaan. Overigens moet het rendement op de bezitting dan wel hoger zijn dan de rente over de financieringsschuld (als bezit en schuld beide in box 3 zitten). Voor het bepalen van de heffingsgrondslag verminderen schulden immers op dit moment de volledige waarde van de bezittingen in deze box. Of de bezitting is niet belast, terwijl de financieringsschuld wel een box 3-schuld is. Een voorbeeld daarvan is kunst die u niet als belegging houdt. De waarde daarvan geeft u immers niet op in uw belastingaangifte, de financieringsschuld voor de aankoop daarentegen wel. Voor verhuurd vastgoed kunt u vaak een lage gecorrigeerde WOZ-waarde in aanmerking nemen. Terwijl de financieringsschuld is gebaseerd op de werkelijke waarde van de woning op het moment waarop de financieringsschuld is aangegaan.
Box 3-heffing tot 2025
Circa 1,4 miljoen mensen betalen inkomstenbelasting in box 3. Deze belasting bedraagt op jaarbasis circa 4,1 miljard euro. Het vermogen in de vorm van spaargeld en beleggingen blijkt aanwezig bij met name de 20% meest vermogenden. Dat blijkt ook uit bovengenoemd bouwstenenrapport. Het gaat dus wel ergens over. Voorlopig lijkt het handhaven van het forfaitaire rendement dat in de toekomst nog beter aansluit op het werkelijk behaalde rendement, het meest haalbaar. Gecombineerd met een verdere verhoging van de algemene vrijstelling, het heffingvrije vermogen in box 3 (in 2022: € 50.650 per belastingbetaler). Dat heb ik onlangs ook tegen De Telegraaf gezegd.