Direct naar content

Private equity en lucratief belang

Gepubliceerd op:
5 min. leestijd

In de jaren voorafgaand aan 2009 was er veel te doen over de hoge (ontslag)vergoedingen van bestuurders. Ook de verdiensten in de private-equitybranche waren onderwerp van discussie. Stond de beloning voor het geleverde werk wel in verhouding tot de investering en het gelopen risico? De politiek vond van niet. Met de invoering van de lucratiefbelangregeling in 2009 worden ‘disproportionele verdiensten’ dan ook zwaarder belast.

In deze blog leg ik uit wat de wetgever onder lucratief belang verstaat en hoe dat belast wordt. Ik sluit af met de wettelijke mogelijkheid om de belastingdruk op dit belang toch weer te verlagen.

Door:

Wat was de aanleiding voor de lucratiefbelangregeling?

De aanleiding voor de lucratiefbelangregeling maak ik duidelijk aan de hand van een sterk vereenvoudigd voorbeeld. Dit voorbeeld is ontleend aan een publicatie van de Belastingdienst over private equity.

Voorbeeld:

  • Een aantal beleggers brengen kapitaal bijeen in een private-equityfonds.
  • Dit fonds leent € 19,5 miljoen tegen 4% rente aan een overname holding. Ook neemt het 450 gewone aandelen à € 1.000 per stuk in deze holding. Daarnaast neemt het management van de private-equitypartij 50 gewone aandelen à € 1.000 per stuk in deze holding. Daarmee heeft de holding € 20 miljoen beschikbaar voor een overname.
  • Vervolgens koopt de holding een vennootschap met een onderneming ter waarde van € 20 miljoen.
  • Deze onderneming wordt na 5 jaar voor € 40 miljoen verkocht. Met de verkoopopbrengst wordt allereerst de lening (inclusief de bijgeschreven rente) aan het fonds ter waarde van € 23,7 miljoen afgelost. Vervolgens resteert er voor de aandeelhouders een bedrag ter grootte van € 16,3 miljoen. Hiertoe zijn de managers van de private-equitypartij voor 50/500e gerechtigd. Dat wil zeggen ruim € 1,6 miljoen. Dit wordt ook wel ‘carried interest’ genoemd.
  • Door het hefboomeffect van de relatief geringe investering en de grote lening, is het jaarlijkse rendement voor de managers daarmee 100%. Daarmee is het jaarlijkse rendement aanzienlijk hoger dan voor het fonds (14%).

De vraag is nu of dit rendement voor geleverd werk in verhouding staat tot de investering en het gelopen risico van de managers. De politiek vond van niet en besloot de wet op de Inkomstenbelasting te wijzigen.

Hoe werd een lucratief belang voor 2009 belast?

Maar voor wij naar de huidige regeling gaan, staan wij nog even stil bij de oude regeling. Hoewel, regeling? Tot 2009 ontbrak het eigenlijk aan een duidelijke regeling. Er was veel ruimte voor discussie: was het een vergoeding op kapitaal (gunstig belast in box 3) of een beloning voor geleverde arbeid (zwaarder belast in box 1)? Om zekerheid te krijgen over de fiscale behandeling, werd er destijds vrijwel altijd door (de adviseurs van) private-equityfondsen vooroverleg gevoerd met de Belastingdienst. In veel gevallen was dan de uitkomst dat de managers hun belang via een persoonlijke holding BV moesten aanhouden met de verplichting om de in de BV genoten voordelen, door te stoten naar privé. Over dit lucratief belang was dan geen box 1- maar de fiscaal gunstigere box 2-belasting verschuldigd. Er van uitgaande dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing was. Dit zogenaamde ‘Amsterdamse model’ keerde terug in de per 2009 ingevoerde wettelijke lucratief-belangregeling.

Hoe is de regeling nu?

Van een lucratief belang is sprake bij het houden van aandelen, vorderingen of andere vermogensrechten die (mede) zijn verkregen als beloning voor werkzaamheden. Meestal gaat het om aandelen. Naast de beloningsvoorwaarde moeten deze vermogensrechten dusdanig gunstige condities hebben dat sprake is van (of de kans bestaat op) een excessieve beloning. Het te verwachten rendement moet, in verhouding tot het geïnvesteerde vermogen en het feitelijk gelopen risico, hoger zijn dan normaal. Daar is in ieder geval sprake van als:

Aandelen

  1. er meerdere soorten aandelen zijn, de verkrijger achtergestelde aandelen heeft en het geplaatste aandelenkapitaal van deze achtergestelde soort minder is dan 10% van het totaal geplaatste aandelenkapitaal; of
  2. er meerdere soorten aandelen zijn en de verkrijger preferente aandelen heeft die recht geven op ten minste 15% dividend per jaar.

Vorderingen

  1. het een vordering betreft waarvan het rendement voor minimaal 15% afhankelijk is van management- of aandeelhoudersdoeleinden. Denk daarbij aan het behalen van een bepaalde winst of het gereedmaken voor verkoop; of
  2. het een vordering betreft die ten minste 15% in waarde stijgt bij een verkoop/overname van een onderneming of bij een wijziging van het belang in een onderneming.

Overige vermogensrechten

  1. het om een recht gaat dat economisch vergelijkbaar is met een van de hiervoor genoemde categorieën; of
  2. het een recht of verplichting is waarvan het waardeverloop afhankelijk is van management- of aandeelhoudersdoeleinden; of
  3. het een recht of vordering is die in waarde vermeerdert bij een verkoop of overname van een onderneming of de wijziging van een belang in een onderneming.

Maar er is niet alleen sprake van lucratief belang in deze situaties. Om ontwijking te voorkomen is in de wet opgenomen dat tot het lucratief belang mede deze gevallen gerekend moeten worden. Afwijkende situaties kunnen hier dus ook nog onder vallen. In de praktijk wordt er daarom ook nu nog in veel gevallen vooraf afgestemd met de Belastingdienst.
Als er sprake is van een lucratief belang wordt de gehele opbrengst belast als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1 van de inkomstenbelasting. Naast het feit dat de belastingdruk daarmee tot 49,5% (cijfer 2022) kan oplopen, betekent dat ook dat de regels van het winstregime van toepassing zijn. De verkrijger zal een balans en een winst-en-verliesrekening moet opmaken en een administratie moeten bijhouden.

Hoe kan de belastingdruk verlaagd worden?

Uitgangspunt is dat een lucratief belang dat een verkrijger via zijn vennootschap houdt, ook belast wordt in box 1. Maar net als bij het genoemde ‘Amsterdamse model’ is het nu ook mogelijk om in dit geval heffing in box 1 te voorkomen. Als namelijk ten minste 95% van het voordeel in hetzelfde kalenderjaar als dividend uitgekeerd wordt, wordt -als sprake is van de deelnemingsvrijstelling- het belang belast met enkel box 2-belasting.

Tot slot

De lucratiefbelangwetgeving is niet alleen van toepassing op werknemers van private-equitymaatschappijen. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om werknemers van de overgenomen vennootschap en werknemers van andere ondernemingen. Er is dus geen uitzondering voor bepaalde soorten werknemers. Of er sprake is van loon of een belegging blijft sterk afhankelijk van de situatie. Laat u zich dan ook door ter zake deskundigen hierover adviseren. Deze adviseurs kunnen ook namens u in overleg met de Belastingdienst treden.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.