Een hernieuwde blik op uw risicoprofiel bij pensionering
Afhankelijk van uw beleggingsdoel en -horizon wordt uw risicoprofiel bepaald. Doordat met uw pensionering uw doel en beleggingshorizon veranderen, verandert ook uw risicoprofiel. Als u in uw jonge jaren gaat beleggen met als doel extra inkomen te generen tijdens uw pensioen, is vooral het doel om het vermogen te laten groeien.
Ook staat de pensioengerechtigde leeftijd vast en is de beleggingshorizon duidelijk. Aangezien u nog in de opbouwfase zit, zult u met meer risico beleggen. Doordat u nog een lange beleggingshorizon heeft, is risicovoller beleggen niet per se nadelig, want u heeft nog de tijd om te herstellen van een eventuele beurscorrectie.
Na pensionering is het doel van uw beleggingsportefeuille vooral om geld eraan te onttrekken en moet het restant vooral zijn waarde blijven behouden. Het moge duidelijk zijn dat hierdoor uw risicoprofiel lager wordt, omdat u zichzelf beter wilt beschermen tegen een eventuele beurscorrectie.
Waarom is de mate van risico nemen zo belangrijk?
Risico in relatie tot beleggen houdt vooral in dat u gecompenseerd wilt worden voor het risico dat u neemt. Daarbij is het logisch dat hoe meer risico u neemt, hoe hoger het rendement zal zijn in goede tijden en hoe meer verlies u zult hebben in slechte beurstijden.
Nu heeft elke beleggingscategorie een andere risico- rendementsverhouding. Met aandelen bent u mede-eigenaar van het bedrijf en als eerste aansprakelijk met uw inleg bij verlies of faillissement. Hierdoor is het risico als aandelenbelegger het hoogst en wordt een hoger rendement/ risicopremie geëist.
Bij obligaties bent u geen eigenaar, maar leent u uw geld uit. Hiervoor krijgt u een vergoeding, de coupon, die gezien kan worden als risicopremie. Deze is echter lager dan bij een aandelenbelegging. Vastgoed heeft kenmerken die tussen die van obligaties en aandelen inzit. Daardoor zit het geëist rendement daar ook tussenin. Het risico van spaargeld daarentegen is laag en de rente die u ontvangt is daarom een lage risicopremie (dit wordt ook wel het risicovrije rendement genoemd).
Binnen een beleggingscategorie kunnen overigens ook verschillen zijn. Cyclische aandelen, zoals industriële bedrijven, zijn risicovoller dan defensieve aandelen, zoals bijvoorbeeld supermarktketens. Binnen obligaties zijn staatsobligaties veiliger en bedrijfsobligaties risicovoller. Het geëist rendement/ de risicopremie past zich hierop aan.
Bij een langere beleggingshorizon zal het verwachte rendement zwaarder wegen dan het risico en bij een kortere beleggingshorizon is dat andersom. Iemand die richting de 67 jaar gaat en niet als doel heeft het vermogen door te schuiven naar de volgende generatie, zal zijn volledige vermogen daarom niet op het spel willen zetten. Hij of zij zal al snel het extra inkomen uit de beleggingen willen gebruiken als (aanvulling op het) pensioen. Dat betekent dat de beleggingsportefeuille zou moeten bestaan uit relatief veilige obligaties en liquide middelen.
Dit hoeft overigens niet voor de hele portefeuille te gelden. Bij de huidige pensioengerechtigde leeftijd van 67 is de gemiddelde levensverwachting nog ruim 16 jaar (hoe ouder hoe hoger de levensverwachting). Aangezien dit nog een lange periode is, kan de beleggingsportefeuille over meerder potjes worden verdeeld, die elk een ander risicoprofiel hebben. Het geld dat de eerste jaren nodig is, zal zeer defensief en met liquide middelen weggezet worden. Het gedeelte dat over de middellange termijn nodig is, kan meer gebalanceerd en met een iets hoger risico nog belegd worden. Tot slot kan dat deel voor de laatste jaren van de pensionering en wat evt. bedoeld is voor vererving nog met een hoog risico worden belegd.
Met het verdelen van de totale beleggingsportefeuille in verschillende potjes daalt het risico ook van de totale portefeuille. Wel is van belang om het risicoprofiel of de weging van de verschillende potjes om de zoveel jaren naar beneden bij te stellen.
De asset allocatie bepaalt uw rendement
Wat uit het bovenstaande misschien al blijkt, maar wat ook uit onderzoeken naar voren komt, is dat de bijdrage van de asset allocatie aan het rendement van een portefeuille veel groter is dan de keuze voor een individuele titel. Uw risicoprofiel bepaalt uw strategische asset allocatie (hoeveel procent van u portefeuille besteedt u onder markt neutrale omstandigheden aan elk van de verschillende beleggingscategorieën zoals aandelen, obligaties en kas).
Afhankelijk van de economische cyclus kan daar licht van worden afgeweken (tactische asset allocatie). De tactische asset allocatie bepaalt voor ongeveer 70% het rendement van uw beleggingsportefeuille. De keuze voor een bepaalde sector of regio of de looptijd van een obligatie bepaalt het rendement voor rond de 20%. Een individuele titel is maar verantwoordelijk voor zo’n 10%. Dat betekent dat bij de keuze van één enkele titel weliswaar een uitzonderlijk hoog rendement kan worden behaald, maar dat dit wel gepaard gaat met een (onaanvaardbaar) hoog risico.
Bij pensionering is een voorspelbare inkomensstroom noodzakelijk
Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is het – behalve het lagere risico – ook van belang dat er een constante en liefst voorspelbare inkomensstroom is. Aandelen kunnen dividend bieden, maar zeker is dat niet omdat dit afhankelijk is van het dividendbeleid van de uitgevende instelling. Tevens kan de waarde van het onderliggende aandeel fluctueren.
Toch zijn er wel bepaalde sectoren waarvan bekend is dat ze relatief betrouwbare dividenden uitkeren. Denk hierbij aan de gezondheidssector, de consumptiegoederen sector of de sector communicatiediensten.
Spaargeld daarentegen biedt een betrouwbare rentevergoeding, maar die is nog steeds laag. Daar staat tegenover dat spaargeld over het algemeen zonder waardeverlies te gelde kan worden gemaakt. In zo’n geval wordt echter wel ingeteerd op het vermogen.
Obligaties leveren wel een constante en voorspelbare inkomstenstroom op en zijn uit dien hoofde bij uitstek geschikt om ook na de pensioengerechtigde leeftijd in portefeuille te houden.
Hoewel de rente weer wat is gestegen, blijft het lastig om in het huidige lage renteklimaat een inkomstenstroom te generen die voldoet aan de inkomenseisen, als belegd wordt in minder risicovolle beleggingen als obligaties. Door de gestegen rente is de coupon op obligaties wel wat opgelopen, maar dat geldt ook voor inflatie waardoor er na inflatie weinig over blijft. Daarnaast zorgen rentestijgingen voor koersverlies op de obligatie als die niet tot de einddatum wordt aangehouden.
Om aan het probleem van de lage rente het hoofd te bieden, kan ook hier overwogen worden om het geld, dat beschikbaar is voor obligatiebeleggingen, anders te verdelen. Een kleiner gedeelte in staatsobligaties en het restant gedeeltelijk op een spaarrekening zetten en een gedeelte te beleggen in hoger renderende effecten. Denk hierbij aan bedrijfsobligaties of dividendaandelen. Op die manier kan een iets hogere inkomstenstroom gegenereerd worden, maar blijft het risicoprofiel en daarmee het neerwaarts risico min of meer gelijk.