Mary Pieterse-Bloem, hoofd Obligatiebeleggingen ABN AMRO MeesPierson en Hans Meijer, directeur Beleggen ABN AMRO MeesPierson Instituten & Charitas gaan in gesprek over het rendementsvraagstuk waar bestuurders van maatschappelijke organisaties voor staan.
Het vertrouwen van de achterban
Maatschappelijke organisaties wenden hun vermogen aan om hun maatschappelijke doelen mee te realiseren. Veel beleggende maatschappelijke organisaties kiezen voor een matig defensief of defensief risicoprofiel. Jarenlang konden zij zich tevredenstellen met een gestage inkomstenstroom uit obligaties en spaargelden. Bij meer risico verbetert het rendementsperspectief van de beleggingsportefeuille voor de langere termijn. Tegelijkertijd ontstaat het gevaar dat zij in slechtere beursjaren een deel van het maatschappelijke vermogen als beleggingsverlies moeten aanmerken. Dat is een boodschap die bij de achterban en donateurs op weinig sympathie kan rekenen. Zonder goede uitleg kan dit leiden tot minder donaties of zelfs het terugtrekken van trouwe donateurs.
Dilemma’s waar bestuurders voor staan
Voor maatschappelijke organisaties is het vertrouwen van de achterban heel veel waard.
“Opschuiven in risico is voor veel bestuurders dan ook geen uitgemaakte zaak”, begint Hans. “De reden kan zijn dat zij dit niet kunnen verantwoorden aan hun achterban. Maar vaak worden ze beperkt door bepaalde uitsluitingen in hun beleggingsstatuut. En ook vastomlijnde vermogensdoelen kunnen een obstakel vormen.” Het in stand houden van het maatschappelijk vermogen is voor veel organisaties een belangrijk fundament om het bestaansrecht veilig te stellen. “Met een defensief risicoprofiel, uitsluitingen van beleggingen die juist in deze tijd de meeste kans op rendement bieden en het vasthouden aan harde vermogensdoelen, is het in het huidige tijdsgewricht lastig manoeuvreren. En dan heb ik het nog niet over de verminderende donatiestroom waar veel maatschappelijke organisaties mee te kampen hebben.”
Rentevisie van de bank
Volgens Mary ligt een rentestijging de komende jaren niet in de lijn der verwachting. “Door het stimulerende beleid van centrale banken en de vooruitzichten voor het economische herstel verwachten we dat de rente in 2021 en 2022 laag zal blijven.” De bank denkt ook dat de inflatie niet snel structureel zal stijgen. “Dat heeft om te beginnen te maken met de digitalisering. Maar ook de flinke overcapaciteit in de economie speelt een rol. We kunnen meer produceren dan de vraag en dat heeft een drukkend effect op de inflatie.”
Obligaties tegen het licht
Risico versus rendement
Volgens Mary is het goed om bij gesprekken over obligaties de gehele waaier van risicovergoedingen te overzien. “Hoewel obligaties in algemene zin een lager risicoprofiel kennen dan aandelen, onderscheiden we binnen deze vermogenscategorie wel degelijk risicoverschillen. Obligaties zijn er in verschillende vormen met elk hun eigen risicokenmerken. Hoe groter het risico, hoe beter het uitzicht op rendement.”
A. Vermogen op een spaarrekening
“Maatschappelijke organisaties die risico’s willen uitsluiten, doen er goed aan hun vermogen in euro’s aan te houden op een spaarrekening. Hoewel vanaf een bepaald bedrag negatieve rente van toepassing is, is het vooraf duidelijk hoeveel vermogen er na een bepaalde periode beschikbaar is.”
B. Vermogen beleggen
“Maatschappelijke organisaties die het belangrijk vinden hun vermogen voor zich te laten werken, kunnen (een deel van) hun vermogen in een obligatieportefeuille stoppen. In dit geval is het zaak om zoek te gaan naar de juiste risico- en rendementsverhouding.”
- Renterisico
“Van alleen renterisico is sprake bij obligaties die zich kenmerken door een hoge kredietwaardigheid, zoals staatsobligaties van Europese kernlanden. Hier is de rente voor 10-jaars obligaties momenteel negatief. Alleen op obligaties met een looptijd van 20-30 jaar is hier een positief rendement mogelijk.”
- Kredietrisico
“Bij obligaties die kredietrisico met zich meebrengen, lopen beleggers het risico dat ze hun geleende geld aan het einde van de looptijd niet terugkrijgen. Hoe lager de kredietwaardigheid van een bedrijf of land, hoe hoger de couponrente op de obligatie. Voorbeelden zijn staatsobligaties van perifere Eurozone-landen als Italië en bedrijfsobligaties van ‘investment grade corporates’.”
- Inflatierisico
“Bij de meeste obligaties speelt het risico dat de koopkracht van de hoofdsom en de rentebetalingen wordt uitgehold door inflatie. Een uitzondering daarop vormen de inflatie-gerelateerde obligaties. Daarbij staan zowel de hoofdsom als de rentebetalingen in relatie tot een inflatie-index.”
- Valutarisico
“Beleggen in bijvoorbeeld US treasuries - Amerikaanse staatsobligaties met een looptijd langer dan 10 jaar - brengt naast de gebruikelijke beleggingsrisico’s ook een dollarrisico met zich mee. Als in die periode de euro versterkt ten opzichte van de dollar, heeft dit een dalend effect op het rendement.”
Een andere rol voor obligaties
De aanhoudende lage rente zorgt ervoor dat obligaties niet meer hun vertrouwde rol vervullen als stabiele inkomstengenerator. “Het is heel lastig om een fatsoenlijk rendement te behalen met obligaties van hoge kredietkwaliteit, zoals staatsobligaties van Europese kernlanden”, stelt Mary. In het obligatiebulletin van maart 2021 doet de bank beleggers de suggestie om een switch te maken van obligaties van hoge kredietkwaliteit – investment grade obligaties – naar obligaties met een lagere kredietkwaliteit. “Je kunt dan denken aan wereldwijde high-yield bedrijfsobligaties. Die bieden zicht op een hogere rente tegen een hoger kredietrisico. Ook schulden uit opkomende markten komen hiervoor in aanmerking; beter bekend als emerging market debt; EMD. Beide obligaties zijn niet goedkoop maar bieden een behoorlijk rendement.”
Verwachtingsniveau bijstellen
Het mag duidelijk zijn dat een 100 procent bevredigende oplossing niet onmiddellijk binnen handbereik ligt. En dus is het zaak voor de korte en lange termijn diverse scenario’s te onderzoeken. Deze nieuwe scenario’s moeten rechtdoen aan de wijze waarop financiële markten zich ontwikkelen. Dat vraagt volgens Hans zo nu en dan om het bijstellen van de verwachtingen. “Met een defensieve portefeuille is een doelrendement van circa 4 procent per jaar vandaag de dag niet meer haalbaar. Het kan helpen om dat doel naar een realistisch niveau terug te brengen.”
Nieuwe mogelijkheden verkennen
Hans ziet ook andere mogelijkheden. “Opschuiven in risico hoeft niet onmiddellijk te betekenen dat je in aandelen stapt, ook binnen een obligatieportefeuille kun je het risico opvoeren. Als dit er vervolgens toe leidt dat je tegen de restricties van het beleggingsstatuut aanloopt, kan het geen kwaad het statuut nog eens tegen het licht te houden. Ik ben er in beginsel geen voorstander van om aan zo’n fundament te tornen, maar het is niet ondenkbaar dat de leidende principes in de huidige tijd om een andere invalshoek vragen. Wat we ook zien is dat klanten hun maatschappelijke activiteiten afstemmen op de financiële mogelijkheden. Zij doneren dan tijdelijk minder aan maatschappelijke projecten of zijn terughoudend met het starten van nieuwe activiteiten.” Organisaties met meer vlees op de botten zijn vaker bereid om tijdelijk in te teren op hun vermogen.
Afwachten is geen optie
“Inmiddels is wel duidelijk dat de lage rentestand niet een tijdelijke dip is”, geeft Mary tot slot aan. “Deze houdt nu al best lang aan en ook is er op korte termijn geen zicht op verbetering. Zeker als de ontwikkeling van het maatschappelijk vermogen van uw organisatie sterk op de rentestand steunt, is het verstandig op zoek te gaan naar nieuwe wegen.” Hans moedigt klanten aan hierover in gesprek te gaan. “Onze relatiemanagers en beleggingsspecialisten staan u graag bij met zo’n uitgebreide oriëntatie. Samen met u brengen we uw missie, doelen, statuut, risicohouding en de ontwikkelingen op de financiële markten met elkaar in de juiste samenhang. Dat schept duidelijkheid, laat zien wat de afhankelijkheden en de kansen zijn, scherpt u in uw maatschappelijke overtuigingen en opent uw ogen voor nieuwe perspectieven.”