Direct naar content

Box 3 opnieuw in strijd met Europees recht

Gepubliceerd op:
5 min. leestijd

6 juni 2024 was een belangrijke dag. Niet alleen omdat Nederland naar de stembus ging voor het Europees Parlement, maar ook omdat de Hoge Raad uitspraak gedaan heeft in vijf rechtszaken over box 3. Hiermee is meer duidelijkheid gekomen over de juridische houdbaarheid van de box 3-wetgeving en een aantal vraagstukken daaromheen. Via deze link kun u de uitspraken rechtstreeks bekijken. Hieronder nemen we u mee in wat deze uitspraken betekenen. Mogelijk komt u in aanmerking voor compensatie of vermindering van betaalde belasting.

Om te beginnen: waar gaat het in deze rechtszaken over?

De uitspraken van de Hoge Raad hebben betrekking op de Wet Rechtsherstel Box 3. In het ‘kerstarrest’ op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de berekening van het inkomen in box 3 (inkomen uit vermogen) sinds 2017 onrechtmatig was. Er gold een dubbele fictie: per vermogenssoort werd een fictief rendement gehanteerd en er werd uitgegaan van een fictieve samenstelling van het vermogen. Deze methodiek was volgens de Hoge Raad in strijd met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Als reactie hierop is de Wet Rechtsherstel Box 3 aangenomen, waarin een alternatieve regeling opgenomen is om met terugwerkende kracht over de periode 2017-2022 het belastbaar inkomen anders te berekenen. Hierbij wordt tot op zekere hoogte de werkelijke samenstelling van het vermogen als uitgangspunt genomen, maar wordt per vermogenscategorie nog steeds uitgegaan van een fictief rendement. Bij de aanslag inkomstenbelasting over die periode wordt het inkomen berekend volgens zowel het wettelijke als het alternatieve systeem. Het laagste van de twee methodes is het belastbaar inkomen. In dit artikel leest u meer over hoe dit systeem precies werkt.

De rechtszaken waarin de Hoge Raad nu arrest gewezen heeft gaan over de houdbaarheid van het rechtsherstel. Dit systeem gaat nog steeds uit van fictieve rendementen en de vraag is of dit juridisch houdbaar is. Moet alsnog worden uitgegaan van het werkelijk rendement, en zo ja: wat is dan het werkelijk rendement?

Vanaf 2023 is dit duale systeem vervangen door een nieuwe wettelijke box 3 regeling die in grote lijnen hetzelfde is als het rechtsherstel. Dit wordt de Overbruggingswet Box 3 genoemd, omdat dit wordt gezien als een overbruggingsperiode naar een toekomstig in te voeren belasting op werkelijk rendement in box 3. De uitspraken van de Hoge Raad gaan over het rechtsherstel en niet direct over de overbruggingswet, maar beide regelingen komen op belangrijke punten overeen en de Hoge Raad heeft op 6 juni aangegeven dat het gegeven oordeel ook van toepassing is op de overbruggingswet.

De uitspraken:

In hoofdlijnen heeft de Hoge Raad in ieder geval duidelijkheid gegeven over de volgende onderwerpen:

Bij de behandeling van banktegoeden onder het rechtsherstel en de overbruggingswetgeving is het probleem nu opgelost. Het fictieve rendement is in de regel een goede benadering van het werkelijke rendement waardoor geen discriminatie meer optreedt.

Dit oordeel is anders voor de categorie overige bezittingen (aandelen, obligaties, vastgoed, vorderingen et cetera). Hier wordt nog altijd uitgegaan van een fictieve vermogensmix met fictieve rendementen die behoorlijk kunnen afwijken van het werkelijk behaalde rendement.

Voor situaties waarin het fictieve rendement hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, is ook het rechtsherstel en de overbruggingswetgeving discriminerend en moet compensatie geboden worden. In die gevallen mag slechts belasting geheven worden over het werkelijk behaalde rendement. Het maakt daarbij niet uit hoe groot de afwijking ten opzichte van het forfaitaire rendement is.

De Hoge Raad is verder ingegaan op de vraag wat dan het werkelijke rendement is dat in aanmerking moet worden genomen bij een eventuele vermindering. Er moet worden gekeken naar het rendement op het totaal van box 3-bezittingen in een bepaald jaar, zonder rekening te houden met het heffingsvrij vermogen. Er is dus geen sprake van cherry picking: eventuele vermindering kan niet gebaseerd worden op het werkelijke rendement per vermogensbestanddeel of per vermogenscategorie, maar moet op het totaal van box 3 bekeken worden.

Onder werkelijk rendement moet volgens de Hoge Raad in deze context worden verstaan: het nominaal rendement (dus zonder inflatiecorrectie) over het gehele box 3 vermogen. Behalve direct rendement (huur, rente, dividend) omvat het werkelijke rendement ook (ongerealiseerde) waardestijgingen. Kosten leiden niet tot vermindering van het belastbaar inkomen, maar daadwerkelijk betaalde rente op box 3 schulden wel.

Of in een bepaald jaar het werkelijke rendement lager was dan het forfaitaire rendement, moet door de belastingplichtige zelf worden aangetoond.

Tot slot heeft de Hoge Raad beslist dat bij belastingvermindering in box 3 in de regel geen rente hoeft te worden vergoed. Dit is alleen anders in gevallen waarin het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering.

Tot slot

Deze uitspraak heeft gevolgen voor de te betalen inkomstenbelasting van veel mensen met andere bezittingen dan spaartegoeden in hun box 3 vermogen. De overheid is momenteel druk bezig de uitspraken te onderzoeken en een (gestandaardiseerde) manier te vinden om belastingplichtigen in de gelegenheid te stellen vermindering aan te vragen. Hoe dit er precies uit gaat zien en welke bewijsstukken er eventueel voor nodig zullen zijn is op dit moment nog even afwachten. Tot die tijd is er geen reden om snel in actie te komen, behalve als een bezwaartermijn dreigt te verlopen.

Wat u al wel kunt doen is alvast onderzoeken voor welke jaren u mogelijk in aanmerking kan komen voor vermindering. Dit hangt in de eerste plaats af van de vraag of u een lager werkelijk rendement heeft behaald dan het fictieve rendement in een bepaald belastingjaar. Ook moet voor dat belastingjaar nog geen definitieve aanslag inkomstenbelasting zijn opgelegd. Voor de meeste mensen staat de aanslag over de jaren 2021, 2022 en 2023 nog niet vast, maar in bepaalde situaties kan het ook om eerdere jaren gaan. Veel mensen met aandelen of obligaties hebben in het jaar 2022 een lager rendement behaald dan het fictieve rendement, omdat 2022 een relatief slecht beursjaar was. Dit geldt minder voor 2021 en 2023.

Als u denkt dat u in een bepaald jaar een lager rendement heeft behaald dan het forfaitaire rendement, raden wij u aan hierover in gesprek te gaan met uw fiscaal adviseur. Samen met uw adviseur kunt u stappen ondernemen om compensatie te krijgen.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.