Wat speelt er?
We kennen in box 3 op dit moment een duaal stelsel. Er wordt belasting geheven over een fictief, verondersteld rendement. Is uw rendement in werkelijkheid lager? Dan kunt u ervoor kiezen slechts belasting te betalen over dat werkelijke rendement, volgens de spelregels van de tegenbewijsregeling. De discussie rondom de ‘obligatietruc’ gaat over een van deze spelregels.
Dit zit zo: voor de rentevergoeding geldt in de tegenbewijsregeling het kasstelsel. Als u obligaties koopt waarvan de couponbetaling in de toekomst ligt, dan bestaat de prijs die u daarvoor betaalt uit twee delen: een vergoeding voor de obligatie zelf en een vergoeding voor de opgelopen toekomstige rente. De vergoeding voor de opgelopen rente is op het moment van aankoop binnen het kasstelsel aftrekbaar. De uitbetaling van de rente is vervolgens een belaste vermogensaanwas.
De ‘truc’ komt erop neer dat door slimme timing van het aan- en verkoopmoment deze twee momenten aan weerszijden van de box 3-peildatum vallen. Zo kan in het aankoopjaar de mee-gekochte rente worden afgetrokken met een beroep op de tegenbewijsregeling. In het daaropvolgende jaar wordt gekozen voor belastingheffing over het forfaitaire rendement waardoor de ontvangen rente niet expliciet belast is maar binnen het forfait valt.
Is er wel belastingvoordeel? Een rekenvoorbeeld
Of deze truc ook echt belastingvoordeel oplevert is in veel gevallen nog maar de vraag. Om dit te illustreren kijken we naar het voorbeeld van Jan.
Jan is alleenstaand en heeft een box 3-vermogen van € 1,5 miljoen. Dit bestaat uit € 700.000 aan aandelen, € 500.000 aan spaargeld en een vakantiewoning in Nederland van € 300.000. Dit betekent voor Jan in 2025 een fictief rendement van zo’n € 63.500 op basis van voorlopige cijfers. Volgens de regels van de tegenbewijsregeling heeft Jan een werkelijk rendement behaald van €70.500: 7% op de aandelen, 5% op de vakantiewoning en 1,3% op het spaargeld.
Jan heeft gehoord van de obligatietruc en overlegt met zijn fiscaal adviseur of hij er verstandig aan doet om eind december al zijn spaargeld om te zetten naar obligaties die in januari rente uitkeren, met een opgebouwde couponrente van 5%. De fiscalist rekent het hem voor.
Het gaat dan om een aankoop van €500.000 aan obligaties, waarvan afgerond €476.000 hoofdsom en €24.000 opgelopen rente. Dit levert in 2025 een extra aftrekpost op van €24.000 in de tegenbewijsregeling. Daarmee komt het belaste rendement uit op €46.500. Dit is €17.000 lager dan de forfaitaire €63.500 waarover Jan anders belasting had moeten betalen, en bij een tarief van 36% levert dit Jan een besparing in 2025 op van €6.120.
Jan verkoopt begin januari 2026 de obligaties weer. In 2026 geldt weer het duale stelsel: heffing over forfaitair rendement, of heffing volgens de tegenbewijsregeling.
Of hij gebruik kan en wil maken van de tegenbewijsregeling hangt natuurlijk af van het rendement dat hij op zijn totale vermogen behaalt in 2026. Bij gebruik van de tegenbewijsregeling zal hij de volledige €24.000 aan rentebaten moeten optellen bij zijn belaste rendement. Dan is hij in 2026 €8.640 duurder uit dan zonder de truc.
Als Jan wordt belast over het forfaitaire rendement, dan zorgt de verschuiving van spaargeld naar obligaties voor een verhoging van de belastingdruk in 2026. De € 500.000 spaartegoeden binnen de box 3-verdeling zouden een fictief rendement van naar verwachting zo’n 1,5% gehad hebben. Door de obligaties te kopen heeft hij deze € 500.000 spaartegoeden verruild voor € 476.000 ‘overige bezittingen’, met een fictief rendement van 7,78% (verwacht cijfer 2026). Dit betekent dat in 2026 zijn fictieve rendement door deze obligatie-aankoop circa €29.532 hoger uitkomt, met als gevolg een extra heffing van €10.631. In beide scenario’s is hij dus uiteindelijk duurder uit.
Jan krabt zich nog eens achter de oren. Die obligatietruc lijkt toch niet zo’n slimme zet.
NB: dit voorbeeld bevat vereenvoudigingen en grove afrondingen. Een obligatierente van 5% komt in de regel overeen met een hoog-risico obligatie.
Waarom is de obligatietruc vaak onvoordelig of onverstandig?
Er is een aantal redenen dat de obligatietruc in de praktijk geen of slechts een beperkt voordeel heeft:
De aangekochte obligaties vallen op de peildatum onder ‘overige bezittingen’, met een aangekondigd fictief rendement van maar liefst 7,78% in 2026. Dit levert een fiscaal nadeel op als de obligaties worden gefinancierd met spaartegoeden (ca. 1,5% verwacht forfait) of een lening (verwacht negatief forfait van ca. 2,6%.)
Om een substantiële aftrekpost te hebben in het jaar van aankoop moet een groot deel van het box 3-vermogen worden omgebouwd naar obligaties, in feite zonder enige onderliggende financiële reden. Er zijn meer zaken van belang dan alleen belasting bij de invulling van uw vermogensverdeling. De truc kan tot een scheve rendement/risico verhouding leiden. Obligaties kennen risico’s, waarbij in de regel: hoe hoger de couponrente, hoe hoger het risico.
Bij een hoger werkelijk rendement dan het forfaitaire rendement, zoals in het voorbeeld van Jan, zou binnen het forfaitaire systeem een deel van het werkelijke rendement onbelast blijven. Dit voordeel gaat met de obligatietruc verloren, wat zorgt voor een kleinere aftrekpost in het jaar van aankoop. Als het jaar erop vervolgens het rendement tegenvalt en u alsnog een beroep wilt doen op de tegenbewijsregeling, dan moet u wel het hele bedrag optellen bij uw werkelijke rendement.
Wanneer kan er dan wel een voordeel zijn?
Er zijn situaties waarin gebruik maken van de obligatietruc in 2025 wel een fiscaal voordeel zou kunnen opleveren. Het gaat dan vooral om situaties waarbij kan worden geschoven binnen de categorie ‘overige bezittingen’; Denk dan aan het verkopen van vastgoed, het terugvragen van uitgeleend geld en het verkopen van andere beleggingen om met dat geld obligaties aan te kopen.
Of in zo’n geval ook echt voordeel behaald wordt is afhankelijk van enkele randvoorwaarden. Om te beginnen moet het lek blijven bestaan, dus niet gerepareerd worden door de wetgever. Belangrijk is ook dat het werkelijke rendement in 2025 niet (veel) hoger is dan het forfaitair rendement, en ook niet negatief is. Tot slot moet in 2026 het rendement in box 3 niet (veel) lager zijn dan het forfaitair rendement; een keuze voor de tegenbewijsregeling in 2026 zorgt er namelijk voor dat het fiscale voordeel verdwijnt of zelfs een nadeel ontstaat.
Tot slot
Om met de obligatietruc voordeel te behalen moet het box 3-vermogen ingrijpend worden verbouwd, in feite zonder enige onderliggende financiële reden. Vooraf is niet met zekerheid te zeggen of er echt een voordeel zal zijn. De truc levert in veel gevallen juist een fiscaal nadeel op, en heeft ingrijpende gevolgen voor de risico/rendementsafweging binnen de portefeuille. Het is zeker geen makkelijke, en voor iedereen beschikbare oplossing om geen box 3-belasting meer te betalen. Beslissingen over de strategische invulling van uw vermogen kunt u het best zorgvuldig nemen in overleg met uw fiscalist en beleggingsadviseur, niet overhaast op basis van een fiscale hype.