De inkomstenbelasting op sparen en beleggen, ook wel bekend als box 3, staat de afgelopen jaren in het middelpunt van de belangstelling. Op 6 juni oordeelde de Hoge Raad nog dat het huidige wettelijke systeem (opnieuw) in strijd is met Europees recht. Dit leidde tot een financiële tegenvaller voor het kabinet en onzekerheid over hoe nu verder.
Op Prinsjesdag lijkt het kabinet Schoof te kiezen voor rust in het box 3-dossier om te kunnen werken aan invoering van een heffing op basis van het werkelijk rendement. Er wordt gekozen om het systeem voor nu even te laten zoals het is. De tegenvallers worden niet verhaald op spaarders en beleggers, maar opgevangen door verhoging van de staatsschuld. Ook geeft het kabinet duidelijkheid over wie van de compensatie voor eerdere jaren gebruik kan maken. De in het hoofdlijnenakkoord aangekondigde verlaging van het tarief gaat niet door.
Belangrijkste punten:
- Tarief box 3 blijft toch 36% in 2025
- Het forfaitaire systeem blijft bestaan, met een tegenbewijsregeling
- Ook compensatie voor sommige niet-bezwaarmakers, maar let op de termijn!
Hoe zit het ook alweer met box 3?
Belasting in box 3 wordt sinds jaar en dag gebaseerd op een forfaitair (fictief) rendement. Het maakt daarbij niet uit welk rendement werkelijk behaald is. Veel politieke partijen vinden dit oneerlijk en willen al jaren naar belastingheffing op werkelijk rendement. Door uitvoeringsproblemen kan dit niet eerder dan 2027 worden ingevoerd. In de tussentijd is er veel gebeurd: in verschillende arresten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat box 3 discriminerend is voor wie het fictieve rendement niet weet te halen.
Op 6 juni van dit jaar oordeelde de Hoge Raad (opnieuw) dat de belastingheffing in box 3 in strijd is met Europees recht. Iedereen die in een belastingjaar een lager rendement heeft behaald dan het fictieve rendement, moet de mogelijkheid krijgen om belasting te betalen op basis van het werkelijk behaalde rendement. De definitie van werkelijk rendement van de Hoge Raad is wel ingekaderd: kosten mogen niet afgetrokken worden, het hele box 3 vermogen moet in aanmerking genomen worden en (ongerealiseerde) waardestijgingen zijn ook onderdeel van het rendement.
De regering heeft toegezegd te zullen komen met een formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’. Hiermee kunnen belastingplichtigen hun werkelijke rendement aantonen en gecompenseerd worden voor te veel betaalde belasting. Ook wordt nog altijd gewerkt aan een heel nieuw box 3-systeem voor heffing op basis van werkelijk rendement; eerder dit jaar is voor het vorige kabinet een wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State gestuurd. Ook het huidige kabinet geeft aan te streven naar een heffing op het werkelijk rendement vanaf 2027.
Wat heeft het kabinet nu voorgesteld?
In het Belastingplan 2025 ontbreekt het vooral aan grote wijzigingen in box 3. Het tarief blijft in 2025 36% en het heffingsvrije vermogen wordt geïndexeerd van € 57.000 naar € 57.684. Hoewel de Hoge Raad het forfaitaire systeem discriminerend vond, blijft het in de wet staan. Dit houdt in dat voor overige bezittingen een forfaitair rendement zal gelden van 5,88% (in 2024: 6,04%). De rendementen op spaartegoeden en schulden zullen pas later bekend worden. Deze worden voor 2025 gebaseerd op gemiddelde spaarrentes en gemiddelde hypotheekrentes gedurende het jaar 2025.
Het in stand laten van het forfaitaire box 3-systeem betekent dat we vooralsnog een duaal stelsel houden. In de basis wordt belasting geheven op basis van het forfaitaire rendement, tenzij een lager werkelijk rendement behaald is. Bij een hoger rendement hoeft de belastingplichtige niet meer te betalen dan op basis van het forfaitaire systeem.
Duidelijkheid over compensatie voor eerdere jaren
Het kabinet heeft op Prinsjesdag ook meer duidelijkheid gegeven over hoe het om wil gaan met het bieden van compensatie voor eerdere jaren. Er is voor gekozen om iedereen die een aanslag inkomstenbelasting opgelegd heeft gekregen na het kerstarrest (24 december 2021), kan het werkelijk rendement aangeven via het nog te publiceren formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’.
Ook komt het kabinet deels tegemoet aan niet-bezwaarmakers met definitieve aanslagen over eerdere jaren, als die aanslagen zijn opgelegd na het kerstarrest. Zij kunnen een verzoek om ambtshalve vermindering indienen en via die route toch ook gebruik maken van het formulier ‘opgaaf werkelijk rendement.’ Voor belastingjaren 2017 en 2018 is daarvoor de termijn van vijf jaar echter inmiddels verstreken. Voor die jaren staat compensatie via dit formulier alleen open als al eerder een verzoek is ingediend.
Voor niet-bezwaarmakers met definitieve aanslagen uit de jaren 2019 en 2020 biedt deze handreiking dus wel een kans om alsnog compensatie te krijgen. Het moet dan wel gaan om een definitieve aanslag van na 24 december 2021. Maar let op: voor 2019 verstrijkt de termijn al snel. Als u van deze mogelijkheid gebruik wilt maken dan zult u voor 31 december 2024 een aanvraag moeten doen. Voor het jaar 2020 is nog tot eind 2025 de tijd.
Tot slot
Box 3 blijft in 2025 grotendeels hetzelfde als het aan dit kabinet ligt. Dat betekent nog altijd heffing over een fictief inkomen, maar met een tegenbewijsmogelijkheid vanwege de uitspraken van de Hoge Raad. Ook komt het kabinet deels tegemoet aan niet-bezwaarmakers. Hoort u bij deze doelgroep en denkt u dat u een lager werkelijk rendement hebt behaald? Ga dan in overleg met uw fiscalist over het indienen van een verzoek om ambtshalve vermindering.
Let op: bovenstaande informatie is gebaseerd op de voorstellen van het kabinet met Prinsjesdag. Deze moeten nog langs de Tweede- en Eerste Kamer en kunnen daar nog veranderen.