Direct naar content

7 vragen aan Hans Pielkenrood

Gepubliceerd op:
6 min. leestijd
Door:

‘Ik kan slecht tegen oeverloos gepraat. Niet praten, maar doen!’

Een goed doel of een religieuze instelling steunen, is in Nederland heel gewoon. Maar je volop inzetten voor een goed doel en daar je werk van maken, is andere koek. Wie zijn de mensen die hun leven wijden aan het helpen van anderen? Deze keer: Hans Pielkenrood, voorzitter van het P.M. Duyvisfonds. Het fonds heeft als doel het bevorderen van algemene maatschappelijke belangen in de Zaanstreek. De doelen die financieel ondersteund worden, liggen in de sfeer van cultuur, kunst, jeugd maatschappelijk werk en natuur.

Naam: Hans Pielkenrood
Leeftijd: 67
Opleiding: rechten aan de Universiteit van Amsterdam
Huidige baan: tot 1 september 2020 werkte ik als senior legal counsel bij ABN AMRO Bank. Ik ben voorzitter van stichting Ir. P.M. Duyvis (handelsnaam: P.M. Duyvisfonds) en van Departement Zaanstad.van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.

  1. Waarom zet u zich voor dit doel (P.M. Duyvisfonds) in?

    ‘Het P.M. Duyvisfonds is in 1985 opgericht. Het doel van het fonds heeft een brede maatschappelijke strekking, maar in de praktijk steunen wij vooral doelen in de sfeer van cultuur, kunst, jeugd, maatschappelijk werk en natuur in de Zaanstreek. Recente voorbeelden zijn: vereniging De Zaansche Molen ten behoeve van digitalisering van haar collectie; stichting Fluxus ten behoeve van muziektheaterproductie “Ballroom Blitz”; stichting Stad aan de Zaan ten behoeve van project “Optimist on Tour” waarbij jeugd kennis maakt met watersport; OBS de Dorpsakker in Assendelft ten behoeve van de herinrichting van het schoolplein; stichting Mama Vita ten behoeve van kinderen met autisme. Het is maar een greep! Ik heb de oprichter van ons fonds, Jopie Duyvis-Veen, goed gekend; zij is inmiddels overleden. Ik zat destijds in het bestuur van stichting Zaans Schoon die ten doel heeft de bescherming van de landschappelijke en stedenbouwkundige rijkdom en schoonheid van de Zaanstreek. Tweede helft jaren ’80 werd de Beeldentuin aan de Lagedijk in Zaandijk bedreigd. In de Beeldentuin staan sinds 1804 vijf antieke beelden. Door een fout in het kadaster was de bescherming als monument twijfelachtig. Een particulier had de tuin gekocht, en gevreesd werd dat de beelden zouden worden overgeplaatst naar de tuin van de koper elders in Noord-Holland. Daarom is de stichting De Beeldentuin Zaandijk opgericht waar ik, vanuit stichting Zaans Schoon, medebestuurder was en Jopie secretaris. Dankzij de acties van deze stichting bestaat de Beeldentuin gelukkig nog. Toen ik in 1999 werd gevraagd voor het bestuur van het P.M. Duyvisfonds vond ik dat een eer en heb dan ook meteen “ja” gezegd. Ik werd secretaris en sinds een jaar of tien ben ik voorzitter. Jopie Duyvis heeft ons een document nagelaten waarin zij aanwijzingen heeft gegeven over te ondersteunen goede doelen die haar en haar man Ir. Piet Duyvis na aan het hart lagen: jeugd, cultuur, kunst, maatschappelijk werk en natuur. Jeugd was voor het echtpaar heel belangrijk, misschien wel omdat het een kinderloos huwelijk was. Bij de beoordeling van aanvragen voor financiële ondersteuning vragen wij ons wel eens af: “wat zou Jopie gedaan hebben?” Behalve financiële middelen heeft Jopie Duyvis ook het belang in de onderneming van haar toen inmiddels overleden man, Royal Duyvis Wiener B.V. in Koog aan de Zaan, aan het fonds geschonken.’

  2. Wat is uw grootste uitdaging?

    ‘Het P.M. Duyvisfonds week af van de meeste andere ANBI-stichtingen: naast het financieel ondersteunen van goede doelen was de stichting tegelijkertijd zoals gezegd eigenaar van Royal Duyvis Wiener, een machinefabriek die wereldmarktleider is van cacaopersen. Als aandeelhouder hadden wij de opdracht om de continuïteit en de zelfstandigheid van de vennootschap voor zoveel mogelijk zeker te stellen. Een “hybride” stichting dus. Dat werd pas echt een “uitdaging” toen enkele jaren geleden de vennootschap onverwacht financieel in zwaar weer terechtkwam. Ook op de stichting werd toen een beroep gedaan om financieel bij te springen. Het was de kunst om de opdrachten die wij hadden – als goede doelenstichting én als aandeelhouder – zoveel mogelijk met elkaar in balans te laten zijn. We moesten enerzijds de vennootschap helpen, aan de andere kant wil je niet dat dit ten koste gaat van de goede doelen. Dat was niet eenvoudig maar ik denk dat wij als bestuur daarin geslaagd zijn. In 2020 vond een herstructurering van de vennootschap plaats. In dat kader zijn wij niet langer rechtstreeks als aandeelhouder bij de vennootschap betrokken maar nu indirect als houder van certificaten van aandelen. Bijkomend voordeel was dat daarmee meteen ook een einde kwam aan de hybride structuur van de stichting. Verder hebben wij financieel “een veer moeten laten”. Maar met dit alles hebben wij wel kunnen bijdragen aan het voortbestaan van Royal Duyvis Wiener. En tegelijkertijd hebben wij het fonds van Jopie en Piet Duyvis door een moeilijke periode heen geloodst en overeind kunnen houden. Wij zijn een vermogensfonds. Voor ons was het prettig dat we dividendinkomsten uit de vennootschap hadden, die hebben we nu helaas niet meer. Er is nog wel steeds voldoende vermogen en voldoende rendement om goede doelen te bekostigen en ‘het verschil te kunnen maken.’

  3. Wat is uw belangrijkste karaktertrek?

    ‘Ik houd ervan om zaken een beetje te relativeren; in perspectief te plaatsen. En dat gelardeerd met de nodige humor. Nederlanders kunnen daar over het algemeen prima tegen, maar in Antwerpen waar ik niet zo lang geleden heb gewoond en gewerkt was dat anders. Dat was vooral in het begin aftasten hoe ver je met “relativerende humor” kon gaan. Niet alles werd gewaardeerd. We zijn in Nederland natuurlijk wat directer, je kunt hier wat makkelijker een relativerende grap maken. In België wordt er dan wel eens een beetje vreemd naar je gekeken.’

  4. Wie is uw grote voorbeeld?

    ‘Dan denk ik aan mijn vader. Naast zijn drukke bestaan als fabrikant van onder meer ziekenhuisapparatuur en laboratoriummeubilair, maakte hij tijd vrij voor bestuurlijke functies onder meer binnen de Nederlandse Hervormde Kerk en op het gebied van de bejaardenzorg en het economisch gaande houden van Zaanse industriemolens. Als mijn vader op zakenreis ging, pakte hij ook altijd wat handgeschept papier in van molen de Schoolmeester in Westzaan. De laatste windpapiermolen ter wereld. Het papier was bedoeld voor kunstenaars die hij via zakenrelaties leerde kennen. Op die manier probeerde hij contact te leggen tussen kunstenaar en molen de Schoolmeester. Een traditie overgenomen van zijn grootvader en vader en die vonk is, zo lijkt het, op mij overgesprongen. Vanaf eind jaren ’70 zit ik als vrijwilliger in allerlei besturen. Zo ben ik ook jarenlang secretaris/penningmeester geweest van stichting Art & Heritage van ABN AMRO.’    

  5. Wat is uw levensmotto?

    ‘”Niet praten maar doen”. Ik heb in mijn leven bij heel veel vergaderingen gezeten en vaak dacht ik dan aan dat motto.  Ik kan slecht tegen oeverloos gepraat. Ik heb ook wel eens uitvluchten gezocht om weg te kunnen. Als ik ergens voorzitter van ben, dan probeer ik toch snel af te kappen en concrete actiepunten te formuleren om efficiënt te werk te gaan. Misschien ben ik ook te ongeduldig.’

  6. Wat is uw grootste succes tot nu toe?

    ‘De stichting viert niet zozeer zelf successen maar ondersteunt op de achtergrond financieel de successen van goede doelen. Soms doen we meer en organiseren wij actief samen met andere Zaanse vermogensfondsen de ondersteuning van een belangrijk project. Ik denk hierbij aan de aankoop door het Zaans Museum in 2015 van het schilderij De Voorzaan en de Westerhem uit 1871 van Claude Monet. Dat schilderij kostte bijna 1,2 miljoen euro. In de financiering van de koopsom hebben de gezamenlijke Zaanse fondsen in nauw overleg met elkaar een belangrijk aandeel geleverd. Ook aan financieringszijde kon in dit geval gesproken worden van een mooi succes.’

  7. Wanneer zit uw taak erop?

    ‘Ik zit al lang in het bestuur van het fonds. Gezien de problemen waarvoor het fonds zich de laatste jaren gesteld zag, was het in het belang van de continuïteit van het bestuur om aan te blijven. We zijn nu gelukkig weer in een wat rustiger vaarwater terechtgekomen. Maar we hebben een leuk bestuur en we werken als team goed samen. Dus zolang de anderen niet vinden dat ik weg moet, blijf ik nog even.’

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.