Op basis van de huidige wetgeving is er een groot verschil in belastingheffing tussen beleggen in box 3 en beleggen in een bv. Anders dan in box 3, wordt in een bv belasting geheven over het werkelijk behaald rendement. Als in een jaar het rendement negatief is, mag dat bovendien worden verrekend met positieve rendementen uit andere jaren.
De fiscaliteit rondom sparen en beleggen verandert continue. Dit geldt zowel voor sparen en beleggen in privé (box 3) als voor sparen en beleggen in de bv. Hierdoor zijn veel mensen de draad een beetje kwijtgeraakt. Wat is het verschil in belastingdruk tussen box 3 en de bv nu en straks? In box 3 wordt in het huidig systeem belasting geheven over forfaitaire (denkbeeldige) rendementen. Dit betekent dat zelfs bij een negatief rendement belasting moet worden betaald. Het kabinet wil naar een systeem waarbij over werkelijke rendementen wordt geheven. Hoe dat er uit gaat zien en wanneer dat wordt ingevoerd, is nog onzeker. Daarentegen wordt in de bv nu en straks al belasting geheven over werkelijk behaalde rendementen. Als in een jaar sprake is van een negatief rendement wordt geen belasting geheven. Sterker nog: voordat belasting wordt geheven, mag het negatieve rendement worden verrekend met positieve rendementen uit andere jaren. Meer over het huidige en mogelijke toekomstige belastingstelsel in box 3 leest u in onze blog ‘Overzicht van de box 3 ontwikkelingen‘.
Meer over beleggen binnen een bv of privé in box 3 leest u in onze blog ‘Beleggen binnen bv of privé (1)‘ of ‘Beleggen binnen bv of privé (2)‘.
Voorwaarden voor verliesverrekening
De hierboven genoemde verrekening van verliezen in de bv is wel aan voorwaarden gebonden. Ook op dit vlak staan de ontwikkelingen niet stil en veranderen de spelregels zo nu en dan. Sinds 1 januari 2022 mag een verlies in de bv worden verrekend met de winst van het voorgaande jaar en een restant met winsten die in de toekomst worden gemaakt. De verliesverrekening is daarmee onbeperkt in de tijd. Er is wel een beperking in omvang. De omvang van de verrekening is gemaximeerd tot € 1.000.000 plus 50% van de jaarwinst boven het bedrag van € 1.000.000.
Voorbeeld
Verlies 2022: € 1.500.000
Winst 2023: € 1.250.000
Verrekenbaar in 2023: € 1.000.000 + 50% (€ 1.250.000 – € 1.000.000) = € 1.125.000
Resterend te verrekenen verlies 2022 € 1.500.000 – € 1.125.000 = € 375.000
Belastbaar bedrag 2023 € 1.250.000 – € 1.125.000 = € 125.000
De heffing over werkelijk gemaakt rendement met de mogelijkheid van verliesverrekening, spreekt sommige beleggers meer aan dan belastingheffing over forfaitaire rendementen in box 3. Zij richten daarom een bv op en storten vervolgens vermogen in de bv, om binnen die bv te kunnen beleggen. Er zijn ook beleggers die al een bv hebben. Denk aan een situatie waarin de bedrijfsactiviteiten van de bv zijn gestaakt. Als de bv beschikt over compensabel verlies, kan dat worden verrekend met in een later jaar behaald positief beleggingsresultaat.
Het wordt anders als aandelen in een bestaande bv met een verliesverleden wordt gekocht. De wet kent namelijk een bepaling om misbruik te voorkomen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin een nieuwe aandeelhouder verliezen wil benutten van een vennootschap, waarvan de onderneming is gestaakt. Het door de nieuwe aandeelhouder behaalde beleggingsresultaat zou zonder deze bepaling kunnen worden verrekend met de in het verleden door de vennootschap geleden verliezen.
Belangenwijziging: de aandeelhouderstoets
De hoofdregel is dat verliezen niet langer verrekenbaar zijn met latere winsten, indien ten opzichte van het oudste verliesjaar het uiteindelijk belang in een vennootschap voor 30% of meer is gewijzigd (dit wordt de aandeelhouderstoets genoemd). De verliesverrekening wordt echter in de volgende twee gevallen niet beperkt indien:
– de aandelen zijn overgegaan krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht;
– een bestaande aandeelhouder met een belang van ten minste een derde deel in de vennootschap, zijn belang heeft uitgebreid.
Belangenwijziging: de beleggings- en activiteitentoets
Als geen sprake is van de twee hiervoor genoemde uitzonderingen, gaan bij een wijziging van 30% of meer van het uiteindelijk belang in de vennootschap de verliezen dus verloren. Tenzij aan de zogenaamde beleggings- en activiteitentoets kan worden voldaan.
De mogelijkheid tot verliesverrekening blijft ook bestaan indien:
– de bezittingen van de vennootschap in het verlies- of winstjaar gedurende ten minste negen maanden niet voor meer dan 50% uit beleggingen bestonden (dit wordt de beleggingstoets genoemd)
èn
– de activiteiten van de vennootschap niet direct voor de belangenwijziging zijn ingekrompen tot minder dan 30% van de activiteiten (dit wordt de activiteitentoets genoemd). Voorts mag op het moment van de belangenwijziging niet het voornemen bestaan de activiteiten in de komende drie jaar te laten inkrimpen tot minder dan 30% van de activiteiten.
Hieruit volgt dat bij verkrijging van aandelen in een beleggingsvennootschap of bij inkrimping van de activiteiten tot minder dan 30%, de verliezen komen te vervallen.
Conclusie
Sommige beleggers brengen vermogen in een bv om daar te beleggen. De heffing over werkelijke behaalde rendementen en de mogelijkheid van verliesverrekening, spreekt sommige beleggers meer aan dan belastingheffing over forfaitaire rendementen. Verliesverrekening is wel aan voorwaarden gebonden. Zo zijn verliezen niet langer verrekenbaar met toekomstige winsten als het uiteindelijk belang in een bv voor 30% of meer is gewijzigd. Hierop bestaan uitzonderingen. Bij voorbeeld als een aandeelhouder met een bestaand belang van ten minste een derde deel, eigenaar wordt van het restant.