Direct naar content

Hoge Raad: geen box 3-compensatie voor niet-bezwaarmaker

Gepubliceerd op:
3 min. leestijd

In zijn arrest van 24 december 2021 oordeelde de Hoge Raad dat het systeem van box 3 zoals dat vanaf 2017 ingevoerd is, leidt tot een schending van recht. Gedupeerden moest daarom rechtsherstel geboden worden. Voorwaarde was wel dat de belastingplichtige tijdig bezwaar tegen de aanslagen Inkomstenbelasting gemaakt moest hebben. Dit had binnen 6 weken na de aanslag gedaan moeten zijn. Een belastingplichtige die niet op tijd bezwaar gemaakt had, liet het er niet bij zitten en startte een procedure. Staatssecretaris Van Rij stelde zijn beslissing of hij ook niet-bezwaarmakers zou gaan compenseren daarop uit. Het oordeel van de Hoge Raad zou dan ook verstrekkende gevolgen hebben.

Door:

Wat was het geval?

De vraag die nu bij de Hoge raad voorlag was “of het in het arrest van 24 december 2021 bedoelde rechtsherstel ook moet worden geboden aan degene die niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, maar wiens bezwaren zijn aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van een aanslag in de IB/PVV waarbij ter zake van box 3 belasting is geheven.”

Wat was het oordeel van de Hoge Raad?

Naar de mening van de Hoge Raad had de belastingplichtige die niet tijdig bezwaar had gemaakt, geen recht op een ambtshalve vermindering. Hoewel zijn rechten dus op gelijke wijze als bij bezwaarmakers zijn geschonden, komt hij niet in aanmerking voor compensatie.

Wat waren daarbij de overwegingen?

De belastingplichtige wilde gecompenseerd worden voor zijn belastingaangiftes vanaf 2015 tot en met 2018. Voor de jaren 2015 en 2016 blijft de Hoge Raad bij zijn eerder oordeel dat hier alleen sprake van compensatie kan zijn als de heffing voor de belastingplichtige een individuele en buitensporige last oplevert. Daarvan was hier naar het oordeel van de Hoge raad geen sprake. Voor de jaren 2017 en 2018 beschouwt de Hoge Raad de te late bezwaren als een verzoek tot ambtshalve vermindering. En deze vermindering wordt niet verleend als “de onjuistheid van de belastingaanslag voortvloeit uit jurisprudentie die eerst is gewezen nadat die aanslag onherroepelijk is komen vast te staan, tenzij de Minister van Financiën anders heeft bepaald”.

De belastingplichtige beroept zich op het arrest van 24 december 2021 voor een vermindering van de aanslagen in 2015 tot en met 2018. Op ‘nieuwe jurisprudentie’ dus. En ook aan de tweede voorwaarde wordt niet voldaan: de Minister van Financiën heeft na het arrest van 24 december 2021 niet bekendgemaakt, dat er alsnog van de onherroepelijke aanslagen afgeweken kan worden.

Voor de fijnproevers

Tegelijkertijd met dit arrest wees de Hoge Raad nog een arrest over een de vraag of (massaal) bezwaarmakers die uiterlijk 4 augustus 2022 compensatie van de belastingdienst ontvangen, hiertegen nog een keer bezwaar kunnen maken. De Hoge Raad bevestigt dat dit mogelijk is. Daarbij stelt hij dat in dit geval de onjuistheid van de aanslag niet voortvloeit uit jurisprudentie die pas is gewezen nadat die aanslag onherroepelijk vast is komen te staan. De aanslagen die onder het massaal bezwaar vielen, stonden namelijk nog niet onherroepelijk vast toen het box 3-arrest van 24 december 2021 werd gewezen.

Hoe nu verder?

Nu de Hoge Raad zijn arrest heeft gewezen, ligt de bal weer bij de politiek. Juridisch zijn de kaders nu redelijk duidelijk. Benieuwd of de politiek de niet-bezwaarmakers toch tegemoet gaat komen? En zo ja, hoe dat past in de begroting.

 

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.