Direct naar content

Toekomstvoorzieningen in 2025, wat is de stand van zaken?

Gepubliceerd op:
16 min. leestijd

In de zomer van 2023 zag na een jarenlange discussie de Wet toekomst pensioenen (Wtp) het licht. De overgang naar dit nieuwe pensioenstelsel is een ingewikkeld traject. Het Nederlandse stelsel rond oudedagsvoorzieningen en pensioenen is gebaseerd op drie pijlers. Een basisinkomen vanuit AOW (eerste pijler), pensioenopbouw via een werkgever (tweede pijler) en de vrijwillige opbouw van aanvullend pensioen via lijfrente in privé (derde pijler).  

Het opgebouwde pensioenvermogen van alle deelnemers in de tweede pijler, zowel actieven als inactieven en gepensioneerden, zal worden omgezet naar het nieuwe stelsel. De meeste pensioenuitvoerders (veelal pensioenfondsen, maar ook pensioenverzekeraars) zijn druk met de voorbereidingen. Inmiddels zijn per 1 januari 2025 de eerste pensioenfondsen overgegaan naar het nieuwe stelsel. Op 1-1-2026 volgt een grotere groep. In de Wtp zijn ook aanpassingen opgenomen voor de opbouw via een lijfrente. Veel mensen hebben de lijfrente herontdekt als interessante en fiscaal vriendelijke manier voor het opbouwen van een oudedagsvoorziening. In deze blog nemen we u per onderdeel mee in de zaken die nu of later gaan spelen.

AOW (eerste pijler)

De eerste pijler bestaat uit een basisinkomen vanuit de overheid: de AOW. De hoogte daarvan is niet gerelateerd aan inkomen of vermogen. Iedereen die in Nederland woonachtig is bouwt elk jaar een stukje AOW op. Na 50 jaar wordt de volledige AOW bereikt. Op dit moment gaat de AOW in op 67-jarige leeftijd. In 2028 zal deze leeftijd verhoogd worden naar 67 jaar en 3 maanden. In Nederland verandert inmiddels de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden snel. Het aantal werkenden per gepensioneerde daalt. Deze ontwikkeling is het gevolg van vergrijzing. In de jaren vijftig waren er nog zeven werkenden voor elke AOW-gerechtigde. Dat aantal is de afgelopen decennia flink gedaald. Volgens verwachting zijn er in 2040 nog maar twee werkenden per gepensioneerde. Hoe moet dit verder in de toekomst? Dit vraagt om keuzes. Welke opties zijn er om de AOW in de toekomst te blijven betalen? 

Een toekomstig kabinet kan verschillende maatregelen nemen om de AOW te financieren:   

  • Bezuinigen op andere uitgaven.  
  • Belastingen verhogen.  
  • Geld lenen, het verhogen van de staatsschuld.  
  • AOW-leeftijd verhogen  
  • AOW-leeftijd per beroepsgroep bepalen en/of een lagere AOW-uitkering voor groepen met een hoog aanvullend hoog aanvullend pensioen.   

Hoe de AOW in de toekomst wordt geregeld, is vooral een politieke keuze. Bij de vorige verkiezingen bleek al dat de meningen hierover sterk verdeeld zijn. Het blijft een complex vraagstuk waar duidelijke keuzes nodig zijn om de AOW betaalbaar en eerlijk te houden.   

Pensioen (tweede pijler)

Van ‘vast’ pensioen naar te verwachten pensioen 

Veel werknemers bouwen hun pensioen op bij een pensioenfonds. In de meeste gevallen is er sprake van een type regeling (middelloon) waarbij voor pensioendatum de hoogte van het te verwachten pensioen al duidelijk is. Hierbij lijkt er sprake van een ‘vast’ pensioen. Toch is bij dergelijke regelingen geen sprake van garantie. De zekerheid over de hoogte van het pensioen is afhankelijk van de financiële gezondheid van het betreffende pensioenfonds.  

Een andere groep werknemers heeft weer een ander type regeling (beschikbare premie). Hierbij is de betaalde premie en op te bouwen vermogen het uitgangspunt (veelal uitgevoerd door verzekeraars). Hier is geen sprake van een ‘vast’ pensioen, maar van een pensioenpot waar elk jaar premie aan wordt toegevoegd.  

In het nieuwe stelsel gaat iedereen op basis van deze methodiek pensioenkapitaal opbouwen. Een belangrijk verschil is dat de premies in het nieuwe systeem niet langer leeftijdsafhankelijk zijn, maar juist voor alle leeftijden gelijk (als percentage van het pensioengevend salaris). Het gevolg voor werkenden is dat jongeren meer pensioen kunnen opbouwen dan ouderen. De reden hiervoor is dat de ingelegde premie(s) bij jongeren langer kunnen renderen.  

De tijdsplanning naar het nieuwe stelsel 

Het nieuwe stelsel heeft gevolgen voor bijna iedereen met een pensioenregeling. Wat staat er precies te gebeuren en hoe verloopt deze transitie? Op dit moment zijn al 235.000 deelnemers overgestapt, verdeeld over vijf pensioenfondsen (en een aantal verzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI)) naar het nieuwe stelsel. Deze overstap lijkt vooralsnog zonder grote problemen te zijn verlopen. De termijn is echter nog te kort om dit goed te beoordelen. Naar verwachting stappen per 1 januari 2026 ongeveer elf miljoen pensioendeelnemers over naar het nieuwe stelsel. Dit aantal vertegenwoordigt bijna zestig procent van alle deelnemers. Uiteindelijk zal ongeveer vijfennegentig procent van alle pensioendeelnemers binnen anderhalf jaar overstappen.   

 Onderstaand tref u een overzicht wanneer andere fondsen de overstap naar het nieuwe stelsel gaan maken:   

  • 1 januari 2026: 36 pensioenfondsen stappen over.   
  • 1 juli 2026: 15 fondsen volgen.   
  • 1 januari 2027: Het grootste aantal, namelijk 51 fondsen, gaat over.   
  • 1 juli 2027: 12 fondsen maken de overstap.   
  • 1 januari 2028: De laatste 17 fondsen stappen over.   

U kunt bij uw eigen pensioenfonds navragen welke datum voor uw pensioen van toepassing is. Een beperkt aantal fondsen gaan niet over naar het nieuwe stelsel. Voor 270.000 deelnemers blijft de oude regeling gelden. Bij deze fondsen is het vaak al niet meer mogelijk om nieuw pensioen op te bouwen.   

Invaren 

Invaren is het overbrengen van de opgebouwde pensioenkapitalen naar het nieuwe pensioenstelsel. Uitgangspunt is dat het oude pensioen wordt omgezet naar het nieuwe pensioenstelsel, dus dat er wordt ingevaren (dit speelt met name bij pensioenfondsen). In het transitieplan moeten zij aangeven hoe ze de overgang naar het nieuwe stelsel gaan vormgeven. Hoe werkt invaren en verloopt het proces? U leest hierover meer in ons artikel: 

Overgang naar nieuwe pensioenstelsel in volle gang. De financiële gezondheid van pensioenfondsen, uitgedrukt in de dekkingsgraad, is cruciaal voor een soepele overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het beschikbare vermogen en de verplichtingen aan deelnemers. Factoren zoals de rentestand en economische markten kunnen deze graadmeter flink beïnvloeden. Stabiliteit in de dekkingsgraad is daarom essentieel om financiële problemen en onzekerheid bij deelnemers te voorkomen tijdens de transitie. Een stabiele dekkingsgraad helpt pensioenfondsen om hun verplichtingen ook in het nieuwe stelsel na te komen.   

 Ondanks het proces dat volop gaande is was er dit voorjaar opnieuw discussie. Hierbij stond het pensioenplan van kamerlid Agnes Joseph (NSC) centraal. Dit voorstel beoogt directe inspraak te bieden aan pensioendeelnemers bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Allereerst uitten de pensioenfondsen hun zorgen: volgens hen zou het plan de soepele overgang naar het nieuwe stelsel bemoeilijken. Vervolgens kwam de Raad van State met een harde beoordeling. Zij stelden niet alleen dat het voorstel aan de fundamenten van het pensioenstelsel raakt, maar ook dat het nadelige gevolgen kan hebben voor de pensioendeelnemers. In mei werd er gestemd over dit amendement in de Tweede Kamer en werd er geen meerderheid behaald. Er komt dus geen extra inspraak voor deelnemers bij de overgang naar een nieuw pensioenstelsel.  

Afkoop 10% 

Als onderdeel van een apart wetsvoorstel wordt aan mensen met een opgebouwd pensioen een extra keuze geboden. Op pensioendatum is het dan mogelijk om (maximaal) 10% van de waarde van het pensioenkapitaal ineens op te nemen. De gedachte is dat pensioen met deze keuze beter kan aansluiten bij de persoonlijke situatie. Denk bijvoorbeeld aan het (gedeeltelijk) aflossen van een hypotheek of het maken van een mooie reis. Eenzelfde regeling is van toepassing bij opgebouwd lijfrente kapitaal. Het is echter nog steeds onduidelijk wanneer een bedrag ineens mogelijk is. Volgens een brief van (tot voor kort) demissionair minister van Hijum (Ministerie SZW) kunnen werknemers mogelijk vanaf 1 juli 2026 een bedrag ineens opnemen wanneer ze met pensioen gaan. Een bedrag ineens lijkt aantrekkelijk maar is het wel een verstandige keuze? Hier leest u meer over in ons artikel “Wilt u een deel van uw pensioen in één keer ontvangen?”. 

Gevolgen voor het partnerpensioen 

In het huidige stelsel is het partnerpensioen in de meeste gevallen gekoppeld aan het salaris en aantal jaren dat u werkzaam kunt zijn (of bent geweest) bij de betreffende werkgever. Onder de Wtp verandert met name het partnerpensioen. De regels zijn dan voor iedereen hetzelfde. Kom je voor de pensioendatum te overlijden? De dekking voor het partnerpensioen is maximaal 50% van het loon. Het maakt voor de hoogte van de uitkeringen dan niet meer uit hoe lang je al bij de werkgever werkt. De uitkering gaat direct in en loopt door tot het overlijden van de partner. Als voorwaarde geldt wel dat je op dat moment in dienst bent van de werkgever en deelneemt aan een pensioenregeling. Is uw pensioenfonds overgestapt op het nieuwe stelsel? Vanaf dat moment gelden de nieuwe regels voor uw partnerpensioen.   

RVU (Regeling Vervroegd Uittreden) 

Ruim 15 jaar geleden werden fiscaal vriendelijke vroegpensioenregelingen afgeschaft, waardoor werkgevers bij zo'n regeling een extra heffing van 52% moesten betalen. Door de verhoging van de AOW-leeftijd ontstond echter discussie over de haalbaarheid van gezond doorwerken voor mensen met zware beroepen. Als oplossing is in 2021 de RVU-regeling geïntroduceerd, een tijdelijke maatregel die nu tot 2028 wordt verlengd. Deze regeling biedt werknemers met fysiek of mentaal zwaar werk de mogelijkheid om maximaal drie jaar vóór hun AOW-leeftijd te stoppen. Daarnaast kunnen zij rekenen op een uitkering en soms een extra financiële tegemoetkoming. Wat precies als zwaar werk wordt gezien, is afhankelijk van de cao en wordt beoordeeld door een externe partij. 

Keuzevrijheid? 

De eerdergenoemde ‘10% afkoop regeling’ is een mooi voorbeeld van het flexibeler maken van pensioenkeuzes. Daarnaast bestaan er op dit moment al elementen die het pensioen flexibeler maken. U leest hierover meer in onze blog  Uw pensioen in zicht, zijn uw financiën op orde? Hoewel de diverse veranderingen tijd vergen, lijkt het pensioenstelsel steeds meer te groeien naar een persoonlijk en flexibel systeem dat aansluit bij de behoeften van een veranderende arbeidsmarkt. Eén ding is zeker: pensioen blijft in ontwikkeling. 

Lijfrente (derde pijler)

Naast de AOW en pensioen van de werkgever kan een werknemer ook kiezen voor een aanvullend pensioen in de vorm van een lijfrente. Wat is een lijfrente? Met een lijfrente kunt u werken aan extra inkomen voor later. Wat is de relatie met pensioenopbouw? Bij pensioenopbouw is altijd sprake van een afspraak tussen de werkgever en de werknemer. Het opbouwen via lijfrente staat daar los van en betreft een voorziening in privé. Met de Wtp is de in te leggen premie voor pensioen en lijfrente in zekere zin gelijkgetrokken. Hierdoor is de aftrekruimte flink verruimd. In ons artikel “Wat kunt u met lijfrente doen aan de opbouw van uw pensioen?” hebben de we de mogelijkheden verder voor u uitgewerkt. Wij zien in toenemende interesse in dit onderwerp zowel bij particulieren als ondernemers. Door de belastingdruk op vermogen in box 3 en fiscale aftrek kan het onderbrengen van een deel van uw vermogen in een lijfrente een aantrekkelijk alternatief zijn.  

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.

Over private banking

Vermogen biedt kansen en verplichtingen. Het is daarom prettig als er iemand met u meedenkt en samen met u de mogelijkheden verkent. Met persoonlijke aandacht bent u verzekerd van waardevol advies en dienstverlening op maat.
Over private banking