Het kan interessant zijn, voordat u uw bedrijf gaat verkopen, te onderzoeken of een herstructurering interessant is. In mijn blog: ‘De verkoop van uw onderneming en pensioen’ ben ik onder andere daarop ingegaan. Ook heb ik daarin de mogelijkheid besproken om, onder voorwaarden, een lijfrente bij de eigen BV te bedingen. Maar u kunt ook een lijfrente bij een bank / verzekeraar bedingen. In dit blog beschrijf ik de verschillen tussen de lijfrente bij de eigen BV en bij de bank / verzekeraar (hierna te noemen: ‘bank’). Daarbij richt ik mij op de onderliggende waarde van de lijfrenteverplichting in zowel de opbouw- als de uitkeringsfase. Tevens ga ik berekenen welk omslagpunt er is, die de keuze in de uitkeringsfase (BV of bank), kan beïnvloeden.
Lijfrente bij uw BV
Een BV mag een lijfrente aanbieden, net zoals een bank. De lijfrente die bij de BV is ondergebracht, valt onder de regels van de inkomstenbelasting. De lijfrente heeft een opbouwfase en een uitkeringsfase, net zoals bij een bank. In de opbouwfase heeft de BV niet een direct aanwijsbare spaarpot die overeenkomt met de lijfrenteverplichting, maar zijn de bezittingen de tegenwaarde van de verplichting. Maar op het moment dat de BV overgaat tot het uitkeren van de lijfrente, ontstaat er een herrekening. Dit licht ik verderop in dit blog toe met een rekenvoorbeeld. De lijfrente uitkeringsvormen zijn voorgeschreven in de inkomstenbelasting.
Lijfrente bij een bank
Een lijfrente bij een bank heeft een opbouw- en een uitkeringsfase. In de opbouwfase en uitkeringsfase heeft de lijfrente zijn eigen spaarpot. Dit bedrag kan in beide situaties vaak niet worden belegd bij een bank. In de uitkeringsfase gelden de voorgeschreven lijfrente uitkeringsvormen volgens de regels van de inkomstenbelasting, net zoals bij de BV.
Verschillen
Er zijn 2 grote verschillen die ik hieronder toelicht.
Bij de bank heeft de lijfrente een eigen spaarpot en bij de BV niet. Dit betekent dat u meer vrijheid heeft met het maken van rendement op het vermogen in de BV. U hoeft geen gerichte spaarpot aan te houden voor alleen de lijfrente.
Als de BV de lijfrente gaat uitkeren, ontstaat er een herrekening naar 4% rente. Dit licht ik toe met een voorbeeld hieronder. Dit geldt bij de bank niet. De bank zet de waarde van de lijfrente spaarpot die is opgebouwd om naar een uitkering in termijnen volgens de regels van de inkomstenbelasting.
Herrekening in uitkeringsfase
Winstvrijval door herrekening:
Stel dat u een lijfrente van € 470.000 bij uw BV heeft bedongen (dit bedrag komt overeen met het voorbeeld in mijn vorige blog) en u deze vanaf uw AOW-leeftijd laat uitkeren. Op dat moment gaan we voor de hoogte van de uitkering bij een BV een vergelijk maken met een uitkering bij een bank. Een bank hanteert op dit moment een te verwaarlozen rente op het lijfrentekapitaal om de uitkeringshoogte te berekenen. Stel dat u de uitkering in 20 jaar laat uitkeren. Dan is dat bruto € 23.500 (470k / 20jr) jaarlijks. Over de uitkering betaalt u inkomstenbelasting.
Als uw BV de lijfrente gaat uitkeren, is er een (eenmalige) herrekening volgens de regels van de inkomstenbelasting waarbij herrekend wordt naar 4% rente. Dit betekent dat er bij de BV wordt uitgegaan van een jaarlijks 4% rendement over het lijfrentebedrag dat bij de BV op de rekening staat. Dit betekent dat er voor een jaarlijkse uitkering van € 23.500 bij de BV minder nodig is dan € 470.000. Als we dit terugrekenen (contante waarde), dan houdt dit in dat er aan contante waarde ongeveer € 320.000 nodig is. Het verschil met € 470.000 wordt aangemerkt als winst in de BV waarover de BV vennootschapsbelasting moet betalen. Uitgaande van een tarief van 15% over € 150.000 gaat dat om een bedrag van € 22.500 aan belasting (de jaarlijkse fiscale herrekening tijdens de uitkeringsduur heb ik achterwege gelaten).
Terugverdienen belastingclaim:
Stel dat het vermogen van de BV na vennootschapsbelasting € 447.500 bedraagt. Dan moet de BV jaarlijks 0,62% rendement op dit vermogen maken om de belastingclaim terug te verdienen. Dit is na vennootschapsbelasting 0,53 % netto. Dit is het omslagpunt om met een lager kapitaal toch een uitkering van € 23.500 bruto jaarlijks te ontvangen.
Stel dat uw BV inderdaad 4% bruto rendement maakt. Dit is na 15% vennootschapsbelasting 3,4% netto rendement. De jaarlijkse uitkering bedraagt dan € 30.176 per jaar.
De conclusie
Een lijfrente bij de bank geeft een 20 jarige uitkeringsgarantie, maar tegen 0% rendement op dit moment. Bij een lijfrente bij de BV is een herrekening met 4% oprenting waardoor een vennootschapsbelastingclaim ontstaat.
Als het lijfrentevermogen in de BV jaarlijks (gedurende 20 jaar) met 0,62% rendeert, dan is de vennootschapsbelastingclaim terugverdiend. En wat als er meer rendement wordt gemaakt? Maar, zoals bekend, brengt beleggen risico’s met zich mee. Hiermee wordt uiteraard in het beleggingsadvies rekening mee gehouden.
Stel dat u tijdig actie onderneemt om uw ondernemingsstructuur verkoop klaar te maken door uw onderneming te laten herstructureren naar een BV. Dan kan de BV de verkoopopbrengst gaan beheren en aan u een lijfrente pensioen gaan uitkeren. Op deze wijze zou er een optimalisatie gezocht kunnen worden voor uw pensioen bij verkoop van uw bedrijf.
Dit blog is het tweede in de reeks. In deze reeks komen de volgende onderwerpen nog aan de orde:
het verschil tussen een ruisende en geruisloze inbreng in de BV, beleggingsmogelijkheden in de BV waarin een uitkerende lijfrente is ondergebracht en hoe om te gaan met een oudedagsvoorziening in de onderneming voordat de onderneming in de BV wordt ingebracht.
Zoals genoemd, is dit een complexe materie. Het behoeft actieve aandacht en moet vanzelfsprekend conform de belastingwetgeving. Maar weet dat het anticiperen door een financiële planning op uw toekomstige verkoop van de onderneming en de pensioensituatie heel verrassend kan uitpakken.