1. Wat is een ‘testament op de langstlevende’?
Tot 2003 moesten echtparen met kinderen een testament maken om het vermogen na het overlijden van één van hen bij de langstlevende te houden. De kinderen moesten worden verwezen naar de ‘wachtkamer’. Meestal kregen zij hun erfdeel in de vorm van een niet-opeisbare vordering op de langstlevende ouder. Op 1 januari 2003 is deze situatie verheven tot wet. Voor echtparen met kinderen die geen testament hebben, geldt nu de wettelijke verdeling. De nalatenschap van de eerst overleden echtgenoot wordt zo verdeeld dat de langstlevende eigenaar wordt van alle bezittingen en de kinderen een niet-opeisbare vordering krijgen. Deze regeling kan ook in een testament worden vastgelegd. De wet kent nu dus een ‘langstlevenderegeling’.
2. Waarom is de wettelijke verdeling een goede regeling voor de langstlevende?
De langstlevende wordt eigenaar van de bezittingen van de nalatenschap. Dit betekent dat de langstlevende een onafhankelijke positie krijgt ten opzichte van de kinderen. De langstlevende kan zelfstandig over de bezittingen beschikken en mag het vermogen ook aanspreken. De kinderen hoeven nergens aan mee te werken of inzage te krijgen in uitgaven. En als bij het overlijden van de langstlevende blijkt dat het vermogen is opgemaakt? Dan hebben de kinderen pech. Zij hebben weliswaar een vordering op de langstlevende, maar er is niets meer te halen. Als het de bedoeling is dat de langstlevende in een goede positie terechtkomt, is de wettelijke verdeling dus een goede regeling.
3. Waarom draagt de wettelijke verdeling bij aan soepele afwikkeling van de nalatenschap?
Een ander belangrijk punt bij de beoordeling van de positie van de langstlevende is dat de langstlevende automatisch eigenaar wordt. Normaal gesproken zou hiervoor iets moeten worden geregeld. Denkt u aan het kopen van een huis. U sluit eerst een koopovereenkomst en op een later moment vindt via de notaris de levering plaats. Pas na de levering bent u eigenaar. Het bijzondere bij de wettelijke verdeling is dat er geen levering hoeft plaats te vinden. De langstlevende is door het overlijden en op het moment van overlijden eigenaar geworden. Hoeft er dan ook geen verklaring van erfrecht te worden opgesteld? Dat wel, maar niet om eigenaar te worden. Met de verklaring van erfrecht kan de langstlevende aan de buitenwereld laten zien wat de nieuwe situatie is.
4. Wat is de inkomenspositie van de langstlevende?
Kan de langstlevende in financiële zin ook op dezelfde voet verder leven? Om deze vraag te beantwoorden moeten we niet alleen kijken naar de bezittingen, maar ook naar het inkomen van de langstlevende. De vraag is dus wat de inkomenspositie van de langstlevende is na overlijden van de partner. Dat zal van de situatie afhangen. Heeft de langstlevende eigen inkomsten? Is er een nabestaandenpensioen? Zijn er levensverzekeringen? Welke wijzigingen treden er op aan de uitgavenkant?
5. Moet de langstlevende vermogen misschien eerder af staan?
In een testament worden vaak situaties genoemd waarin de kinderen eerder hun vordering kunnen opeisen dan pas na het overlijden van de langstlevende. Een faillissement van de langstlevende of een nieuw huwelijk zonder huwelijkse voorwaarden zijn situaties die vaak in testamenten worden genoemd. Soms kent een testament een hele rij opeisbaarheidsgronden. Het is dan goed om uzelf de vraag te stellen of de balans niet te veel doorslaat van de langstlevende naar de kinderen. Ziet u hier mijn gedachten over de eigen bijdrage voor zorgkosten als opeisbaarheidsgrond.
De situatie dat het vermogen van de langstlevende onder bewind wordt gesteld, wordt ook vaak als opeisbaarheidsgrond genoemd. De aanname is dat de langstlevende dan waarschijnlijk oud is, dement wellicht en geen genot meer zal hebben van het vermogen. Dat is maar zeer de vraag. Als argument wordt ook wel gebruikt dat de kinderen hun vordering kunnen opeisen, maar dat niet hoeven te doen. Akkoord, als maar duidelijk is dat de langstlevende op dit punt afhankelijk wordt van de kinderen.
6. Wat doet u met de wilsrechten?
De wetgever worstelde bij het maken van de wettelijke verdeling met de situatie van hertrouwen van de langstlevende. Daardoor kunnen kinderen het zicht op bezittingen van hun eerst overleden ouder kwijtraken. Dat is het geval als de stiefouder de bezittingen erft. De wet kent hiervoor de wilsrechten. In de situatie dat een langstlevende ouder gaat hertrouwen bijvoorbeeld, kunnen de kinderen vragen om bezittingen op ‘hun naam’ te zetten. Dit voor de waarde van hun vordering. De langstlevende kan zich het vruchtgebruik van de bezitting voorbehouden. Dit recht van de kinderen heet een wilsrecht en in een testament kan dat worden uitgesloten. Dat gebeurt vaak en dat komt mij logisch voor.
Ik benader het fundamenteel: wilt u vermogen gegarandeerd bij uw kinderen terecht laten komen? Regel dat dan en laat dat niet afhankelijk zijn hertrouwen van de langstlevende. De wilsrechten werken bijvoorbeeld niet als de langstlevende gaat samenwonen zonder te trouwen en die partner tot enig erfgenaam benoemt.
Conclusie en vervolg
De meeste mensen willen dat hun partner na overlijden in een goede financiële positie terechtkomt. De wettelijke verdeling scoort op dit vlak erg goed. Maar we moeten niet vergeten om naar de inkomenspositie van de langstlevende te kijken. En we moeten de ‘details’ zoals de opeisbaarheidsgronden en wilsrechten niet vergeten.
Spreekt de wettelijke verdeling u aan? De vraag is dan hoe de wettelijke verdeling uitpakt voor de erfbelasting. Ziet u hiervoor ons artikel “De wettelijke verdeling en de erfbelasting”.
Wilt u het resultaat van de wettelijke verdeling nadrukkelijk niet? Bijvoorbeeld omdat de langstlevende genoeg eigen vermogen heeft? Neemt u dan kennis van ons artikel “Wat als de wettelijke verdeling u niet past”.