Direct naar content
  • Auteur

De nieuwe Wet beperking gemeenschap van goederen is begin 2018 in werking getreden. In dit dossier gaan we dieper in op de veranderingen.

Of u nu voor de eerste of een volgende keer trouwt, of dat een van uw kinderen in het

huwelijksbootje stapt, het is verstandig om goed te kijken naar de invloed van de nieuwe wetgeving op uw vermogen.

Op 1 januari 2018 is de wet veranderd en geldt de nieuwe Wet beperking gemeenschap van goederen. Wat houdt dat voor u, uw partner en uw kinderen in? Zowel wat betreft het ontvangen van een schenking of een erfenis als de verdeling van vermogen binnen het huwelijk, zijn de regels aangepast.

Gordon Doull (Hoofd Kenniscentrum ABN AMRO MeesPierson) heeft alles op een rijtje gezet en legt uit wat er precies verandert en waar mensen op moeten letten. Eerst een korte voorgeschiedenis van de totstandkoming van de wet. Doull legt uit dat het een gevoelige kwestie was: ‘De wet gemeenschap van goederen zoals die tot dit jaar gold, was al erg oud en stamde uit 1838. Verschillende partijen sleutelen de laatste twintig jaar aan het huwelijksvermogensrecht. Er wordt steeds wat aangescherpt. Dit is de vierde verandering in de afgelopen twee decennia.’

Zoals wel vaker in de politiek was het niet alleen een kwestie van geven en nemen, maar ook van vuren en incasseren. Het ging er fel aan toe en oude scheidslijnen kwamen weer bloot te liggen. Doull: ’De huidige wet begon als initiatiefwetsvoorstel en kwam dus vanuit de Tweede Kamer, niet uit het kabinet. De initiatiefnemers van de wet vonden het maatschappelijk achterhaald om de gemeenschap van goederen als uitgangspunt te nemen van het wettelijk stelsel. De verzuiling kwam terug, zou je kunnen zeggen, verschillende partijen die tegen waren wilden niet tornen aan de wetgeving omdat het huwelijk en het gezin als hoeksteen van de samenleving moesten worden gezien. Daar pasten geen hervormingen van deze aard bij.

Hevig debat tussen voor- en tegenstanders: vechtscheiding of juist niet?

De nieuwe Wet beperking gemeenschap van goederen is er niet zonder slag of stoot gekomen. De Tweede Kamer was verdeeld over de kwestie toen het voorstel in 2014 werd ingediend. In maart 2017 werd het voorstel uiteindelijk aangenomen, maar niet voordat er fel was gediscussieerd.

Tegenstanders zeggen dat de wet geen verbetering is van de situatie zoals die voorheen was. Zij stellen dat de wet tot extra administratieve rompslomp gaat leiden. Zonder tegenbewijs valt vermogen namelijk ook in de nieuwe gemeenschap van goederen. Voorheen was tegenbewijs nog niet nodig omdat toch al het vermogen gemeenschappelijk is. In de nieuwe situatie zal een echtgenoot echter goed moeten boekhouden om zijn privévermogen veilig te stellen. De verwachting bij de tegenstanders was dat de gebrekkige boekhouding bij een echtscheiding tot veel discussie zou gaan leiden. Waarbij de emoties hoog kunnen oplopen en de kans op een vechtscheiding groter wordt geacht.

Voorstanders stellen echter dat de wet verouderd is en eindelijk eens aan de huidige tijd aangepast moest worden. Ook verwachten zij niet dat de nieuwe regeling tot meer administratieve rompslomp zal leiden omdat veel echtgenoten de administratie bewust achterwege zullen laten, of als er bewijs nodig is, er van schenkingen en erfenissen vaak documenten beschikbaar zijn. Daarnaast staan onroerende zaken bij het Kadaster ingeschreven en BV-aandelen in het aandeelhoudersregister. Hiermee is de eigendomssituatie van de belangrijkste zaken wel traceerbaar.

Omdat een veel voorkomende reden voor een vechtscheiding de ‘onredelijkheid van de gemeenschap van goederen’ is, is de verwachting van de voorstanders dat de nieuwe wet juist tot minder vechtscheidingen zal leiden. Nu het voor-huwelijkse-, geschonken en geërfde vermogen buiten de gemeenschap blijft, kan deze onredelijkheid zich niet meer voordoen. Daarmee komt die reden voor een vechtscheiding te vervallen. Doordat ook voorhuwelijkse schulden buiten de gemeenschap blijven, zal naar de mening van de voorstanders dat ook geen aanleiding voor een vechtscheiding meer kunnen geven.

Bovendien voerden tegenstanders aan dat 70 tot 75 procent van de Nederlandse stellen nog altijd in gemeenschap van goederen trouwen. Een minderheid trouwt onder huwelijkse voorwaarden. Dat maakt de wet overbodig, zo was de suggestie. Mensen vonden het wel best zo. De voorstanders vroegen zich hardop af of géén huwelijkse voorwaarden, een bewuste keuze voor een gemeenschap van goederen was. Dit illustreert hoe gevoelig de materie was.’

Toen de rook was opgetrokken, lag er uiteindelijk een wet die op belangrijke punten afweek van voorgaande wetgeving. ’Uiteindelijk zou je kunnen zeggen dat in de nieuwe Wet beperking gemeenschap van goederen de financieel-economische lotsverbondenheid is beperkt tot dat wat gebeurt tijdens het huwelijk, terwijl in het verleden ook een voor-huwelijkse lotsverbondenheid gold. Dat wil niet zeggen dat bij het aangaan van een huwelijk of het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden na 1 januari 2018 de ‘oude’ gemeenschap van goederen nu onmogelijk kan worden aangegaan; het zal nu alleen moeten worden geregeld via huwelijkse voorwaarden.’

De nieuwe gemeenschap van goederen

Hoe zit de nieuwe Wet beperking gemeenschap van goederen in elkaar en wat verandert er? In de eerste plaats is niet veranderd dat er vanaf de huwelijkssluiting tussen echtgenoten een gemeenschap van goederen ontstaat. Wat wel is veranderd is wat er tot de gemeenschap van goederen gaat behoren. Voorheen betrof dat al het vermogen dat de partners hadden bij het sluiten van hun huwelijk of wat ze daarna verkregen. In de nieuwe wet is die gemeenschap beperkt.

Tot de gemeenschap behoort nu het vóórhuwelijkse gemeenschappelijke vermogen (ongeacht ieders aandeel daarin) en het vermogen dat tijdens het huwelijk verkregen is. Een belangrijke uitzondering hierop is het vermogen dat door een schenking of erfenis verkregen is. Het vermogen dat beide partners dus afzonderlijk voor het huwelijk hadden én het geschonken of geërfde vermogen dat zij tijdens het huwelijk ontvangen, vallen automatisch buiten de gemeenschap van goederen.

Belastingplan 2018 deels in de ijskast

Bij de behandeling van het Pakket Belastingplan 2018 in november 2017 heeft één belangrijk onderdeel voor de estate planningspraktijk de eindstreep niet gehaald. En wel de maatregel waarbij vermogensverschuiving via het huwelijksvermogensrecht aan banden gelegd zou worden.

Tijdens de behandeling van het Pakket Belastingplan 2018 in de Tweede Kamer constateerde men iets opmerkelijks: het huwelijk of een samenlevingscontract kon ook zonder dat sprake is van misbruik, met deze nieuwe regels toch kwalificeren als een belastingconstructie. In die gevallen zou men dan ook schenk- of erfbelasting moeten betalen. Dat vond de Kamer onwenselijk. Alleen als het huwelijk of een samenleving echt juridisch gebruikt wordt om belasting te besparen, zou de Belastingdienst dit tegen moeten gaan.

Neem het volgende voorbeeld: stel dat A een vermogen heeft van 10 dat geheel is verkregen uit een erfenis. De erflater had hierbij niet gesteld dat dit vermogen altijd privé zou moeten blijven (de zogenaamde ‘uitsluitingsclausule’). B heeft ook 10 geërfd, maar op die 10 rust wel een uitsluitingsclausule. B heeft daarnaast nog 90 aan overig vermogen. A en B trouwen op huwelijkse voorwaarden waarbij zij afspreken dat tussen hen de algehele gemeenschap van goederen zal gelden, maar met uitzondering van de erfenissen. Dat betekent dat B 90 inbrengt in de huwelijksgemeenschap.

Het zogenaamde ‘toetsvermogen’ is 100, namelijk het gehele privévermogen van A (10) en het door B in de gemeenschap gebrachte vermogen (90). Het maximaal, onbelaste deel van 50% wordt vervolgens berekend op basis van dit toetsvermogen. Dat is hier dus 50. In dit voorbeeld wordt A gerechtigd tot 55 (10 + 45). Bij hem zou dan ook sprake zijn van een schenking van 5 (van 55 -/- 50). Maar is hier sprake van misbruik van het huwelijksvermogensrecht?

Nadat voorstellen van het Kamerlid Omtzigt om het wetsvoorstel aan te passen sneuvelden in de Tweede Kamer, steunde de Kamer het daaropvolgende amendement van Omtzigt om de gehele regeling aangaande vermogensverschuiving binnen het huwelijk maar te laten vallen. De regering is zodoende terug bij af.

Het was zo dat schenkingen en erfenissen waarbij uitdrukkelijk was bepaald dat zij niet tot de gemeenschap van goederen zullen gaan behoren, buiten die gemeenschap vallen. Dit gebeurde via de zogenaamde ‘uitsluitingsclausule’, die de schenker of erflater liet opnemen. In de nieuwe situatie valt dit vermogen automatisch buiten de gemeenschap.

Doull: ‘De nieuwe situatie is precies omgekeerd aan hoe het hiervoor was geregeld: nu moet de schenker of erflater specifiek laten vastleggen dat het vermogen aan beide echtgenoten toekomt. In dat geval gaat het om een ‘insluitingsclausule’.’

Uitsluitingsclausule blijft van belang

De wet mag dan nieuw zijn, voor veel mensen blijven dezelfde mores gelden. Niet alle huwelijkse verbintenissen worden namelijk beïnvloed door de wet, dus doe wat u deed of kijk er nog eens goed naar. ’Ouders kunnen een schenkingstraditie hebben. Stel dat zij elk jaar een bepaald bedrag overmaken naar een gehuwd kind en daarbij een uitsluitingsclausule opnemen, dan moeten ze die uitsluitingsclausule blijven opnemen. Het is weliswaar zo dat in het nieuwe stelsel schenkingen privé blijven, maar dat geldt alleen voor huwelijken die na de ingangsdatum van de wetgeving zijn gesloten óf zijn gewijzigd. Dat betekent dat een schenking gewoon in de gemeenschap van goederen valt als het huwelijk voor de nieuwe wetgeving (die is ingegaan op 1 januari 2018) is gesloten of gewijzigd. Maar ook kunnen echtgenoten hun huwelijkse voorwaarden na 1 januari 2018 omzetten in een ‘oude’ gemeenschap van goederen. Dan zou de schenking of erfenis er ook in vallen. Vandaar dat de uitsluitingscausule van belang blijft.’

Iets wat belangrijker wordt dan voorheen is het bewijsvermoeden. Dat gaat om de vraag ‘van wie is wat’ en gaat verder dan ‘cd van jou, cd van mij’. Het was voorheen al zo dat vermogen in de gemeenschap van goederen valt als geen van de echtgenoten overtuigend kon aantonen dat dat vermogen aan hem of haar toebehoorde. Dit bewijsvermoeden speelt nog nadrukkelijker in de nieuwe wet, juist omdat er meer vermogen privé kan zijn. Aangezien gemakkelijk is te achterhalen via het kadaster of het aandeelhoudersregister aan wie het huis en de aandelen in bijvoorbeeld de BV toebehoren, zal het vooral gaan om roerende zaken waarover in een eventuele vechtscheiding onenigheid zal zijn.

Schulden

Doull: ‘Een ander punt dat zal veranderen, is de omgang met schulden. Je bent financieel zelfstandiger voor de nieuwe wet, dus dat betekent dat je ook niet te zeer zou moeten lijden onder de financiële fouten van de ander. Nu is het nog zo dat een schuldeiser voor een privé-schuld van echtgenoot A zowel het privé-vermogen van A als het vermogen in de gemeenschap kan aanspreken. Als de schuldeiser zijn schuld met het vermogen uit de gemeenschap voldoet, moet echtgenoot B maar afwachten of A zijn schuld aan hem voldoet.

Echtgenoot B heeft wel een vordering op failliete echtgenoot A, maar het is onduidelijk of dat iets oplevert.

Dat gaat veranderen: de schuldeiser of curator kan wel bij de gemeenschap van goederen, maar de positie van echtgenoot B wordt nu verbeterd. De verkoopopbrengst van het vermogen in de gemeenschap van goederen moet direct voor 50 procent naar B. Hierdoor zijn de financiële gevolgen van een privéschuld bij de ene echtgenoot niet zo verstrekkend voor de andere als voorheen.’

Ondernemers en de nieuwe wet

Hoe zijn de gevolgen van de nieuwe Wet beperking gemeenschap van goederen voor directeur-grootaandeelhouders (DGA’s)? Het was onder het oude wettelijke stelsel gebruikelijk dat de DGA en partner onder huwelijkse voorwaarden trouwden. Bij gemeenschap van goederen zou hij of zij immers een algehele gemeenschap van goederen aangaan, waarbij ook de onderneming in het geding is. Vandaar dat dikwijls huwelijkse voorwaarden werden opgesteld. Door de nieuwe wet verandert de situatie. Bestond de onderneming al bij aanvang van het huwelijk? Dan hoeft het vermogen niet gedeeld te worden. Voorwaarde daarbij is wel dat de DGA zichzelf jaarlijks een redelijk inkomen toekent. Omdat een wettelijke invulling hiervan ontbreekt, zal deze kwestie toch in huwelijkse voorwaarden uitgewerkt moeten worden.

Doull bespreekt een aantal lastige situaties: ‘Start de DGA zijn onderneming tijdens het huwelijk? Dan is het straks van belang met welk kapitaal hij dat doet. Doet hij dat met privévermogen, dan is de onderneming ook privé. Ook hier geldt de voorwaarde van een redelijk inkomen. Start hij met gemeenschappelijk vermogen, dan wordt de onderneming ook gemeenschappelijk. Bij een echtscheiding moet (de waarde van) de onderneming in dat laatste geval dus worden gedeeld.’

Uitsluitingsclausules en minder erfbelasting

Er zijn – grof gezegd – twee soorten uitsluitingsclausules, een harde en een zachte. Bij een harde uitsluitingsclausule blijft het geschonken vermogen altijd privé voor de ontvanger. Bij een zachte uitsluitingsclausule blijft de schenking of erfenis wel privé in het geval van een echtscheiding, maar als het huwelijk eindigt door overlijden, wordt dat vermogen wel gedeeld met de weduwe of weduwnaar. Dit laatste is een manier om erfbelasting te besparen.

‘Als de DGA zichzelf geen redelijk inkomen toekent, worden de zaken lastig. Dat komt doordat een redelijk deel van de ondernemingswinsten die de ondernemer tijdens het huwelijk heeft gerealiseerd, tot de gemeenschap van goederen gerekend moeten worden. Als de DGA zichzelf geen redelijk inkomen uitkeert – stel dat hij of zij de inkomsten kunstmatig laag houdt om de waarde van de onderneming zo min mogelijk te delen mocht het tot een scheiding komen – dan loopt de DGA door de nieuwe wet alsnog het gevaar dat de (waarde van de) onderneming bij een scheiding gedeeld moet worden. Dit kan overigens voorkomen worden door huwelijkse voorwaarden op te stellen.

Bij de juiste huwelijkse voorwaarden kan de niet-ondernemende partner ook het best beschermd worden. Daarom zullen voor ondernemers huwelijkse voorwaarden de norm blijven. Daarbij moet worden aangetekend dat het soms fiscaal aantrekkelijk kan zijn om na het einde van het ondernemersrisico, bijvoorbeeld bij pensionering of het opgeven van het belang in de onderneming, te kiezen voor een gemeenschap van goederen.’

Maak een afspraak voor een gesprek

Ten opzichte van vorig jaar verandert het een en ander voor mensen die dit jaar trouwen of hun huwelijkse voorwaarden herzien. Daarover kunt u altijd contact opnemen met de experts van ABN AMRO MeesPierson. En voor wat niet verandert ook: in veel gevallen is dezelfde voorzichtigheid geboden als voorheen. Huwelijkse voorwaarden en een goed gesprek bij de bank zijn dikwijls een betere garantie voor het gewenste resultaat dan alleen huwelijkse voorwaarden.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.