U bent supermarktondernemer. Hoe bent u in die branche terechtgekomen?
‘Ik ben een boerenzoon uit de Betuwe, geboren en getogen in Gendt. Ik wist altijd al dat loondienst niks voor mij zou zijn en op mijn negentiende opende ik een supermarkt in Gendt. Er was nog geen supermarkt in het dorp, dus het was een gat in de markt. Destijds was je pas vanaf 21 jaar officieel volwassen, dus ik moest naar de rechtbank om een speciale bevoegdheid te halen om op mijn leeftijd een onderneming te hebben. Ik was toen de jongste supermarktondernemer van Nederland.’
Het is niet bij die ene supermarkt in Gendt gebleven, de teller staat nu op negentien.
‘Ja, met het bedrijf gaat het goed. Ik vind het leuk om altijd te kijken hoe ik de onderneming kan verbeteren. Niet alleen groeien, ook de kwaliteit van onze diensten en producten verbeteren. Maar daar stopt het niet voor mij, ik wil meer doen dan alleen een leuk bedrijf hebben. Ik heb het heel goed en daar geniet ik van, maar als je ziet hoe blij mensen worden van de hulp die wij via de Hans Geveling Foundation bieden, daar kan geen topomzet tegenop!’
Wat was uw motivatie om de Hans Geveling Foundation op te richten?
‘Ik ben al sinds de jaren negentig actief in de filantropie en heb al die tijd veel samengewerkt met Oxfam Novib. Op een gegeven moment wilde ik structureler hulp bieden. Een foundation heeft veel voordelen. We werken nog steeds nauw samen met Oxfam Novib, maar kunnen zelf de projecten kiezen die we steunen. En met de foundation zet ik iets op wat anderen kunnen voortzetten. Dat vind ik belangrijk.’
De stichting steunt kleinschalige agrarische projecten in Afrikaanse landen. Waarom die keuze?
‘Er zijn ontzettend veel projecten die de moeite waard zijn om te steunen, dus kiezen is altijd lastig. Net als de meeste mensen kies ik iets waar ik affiniteit mee heb. Ik ben boerenzoon en als supermarktondernemer verkoop ik groente en fruit, dus ik kies voor agrarische projecten. En ik wil met de foundation impact maken voor de lange termijn, vandaar de kleinschalige projecten in Afrikaanse gemeenschappen die zelfredzaamheid bevorderen.’
Waar moeten we dan aan denken?
‘Om een voorbeeld te noemen: we hebben een project in Zambia dat al vijf jaar loopt. In samenwerking met Universiteit Wageningen bouwen we daar zaadbanken om oude zaden op te slaan. Veel boeren gebruiken maïszaden die zijn doorontwikkeld om grotere maïskolven te produceren, maar die maïssoort heeft veel meer water nodig dan de inheemse maïszaden en is eigenlijk niet geschikt voor de teelt in dat klimaat. Met het project willen we voorkomen dat de oude zaden verdwijnen, zorgen dat de gemeenschap zelf beheer heeft over de zaden en niet een grote multinational, plus landbouwpraktijken stimuleren die geschikt zijn om in dat klimaat succesvol gewassen te verbouwen.’