Direct naar content
  • Auteur

‘Ons motto is niet voor niks: Het kan wel.’

Wereldwijd hebben meer dan 800 miljoen mensen honger. Toch weet Evelijne Bruning, directeur van The Hunger Project het zeker: we kunnen met zijn allen dit probleem verhelpen. In de podcast Van Missie naar Impact legt ze uit hoe!

Beluister het gesprek hieronder. Wilt u geen aflevering missen, ga dan naar uw favoriete podcast player om u te abonneren: Apple | Spotify | Google Podcasts | Pocket Casts

We beginnen met de actualiteit, welke uitdaging heeft het coronavirus jullie als organisatie gegeven?

‘Een mega uitdaging. Afgelopen jaren leek het erop dat we echt op weg waren naar het einde van de honger. Dat weten veel mensen helemaal niet. In de laatste vijftien jaar hebben we hele goede vooruitgang geboekt. De laatste paar jaar was het een beetje spannend, maar nu wordt het heel spannend om het einde van de honger te halen. Want het lijkt erop dat door de coronamaatregelen de honger juist verdubbeld in plaats van afneemt in het komende jaar. Dat geeft heel veel extra uitdagingen. Het grootste deel van ons werk bestaat uit het organiseren van bijeenkomsten met hele grote groepen mensen in ver afgelegen dorpen, om ze te motiveren om zelf een einde aan de honger te maken, online is dat een stuk lastiger op plekken waar geen internet en elektriciteit is.’

Jullie werken in delen van de wereld waar geen internet is natuurlijk.

‘Het grootste gedeelte van de 14.000 dorpen waar wij helpen is echt geen online les als de scholen uitvallen. Dat is eigenlijk overal.’

Je noemde net dat de aantallen juist verdubbelen. Wat is daar dan de hoofdoorzaak van?

‘Corona heeft op heel veel dingen invloed. Elk land heeft zijn eigen maatregelen. Het is heel anders tussen India en Bangladesh, Uganda en Malawi. Als je kijkt naar India, een van de landen waar het nu echt het heftigst is, daar hebben heel veel mensen net heel voorzichtig een middenklasse bestaan opgebouwd in de stad. Maar door alle coronamaatregelen, zijn alle bedrijven gesloten. Deze mensen zijn gevlucht naar de dorpen waar zij vandaan kwamen, waar eigenlijk geen vangnetten voor hun zijn, in de hoop dat zij wel toegang hebben tot huizen en eten. Dat zet heel veel druk op zo’n land. Er is echt acute hongersnood, juist op het platteland in India. Naar schatting zijn er 25 miljoen arbeidsmigranten plotseling bijgekomen in deze dorpen.’

[The Hunger Project Nederland is opgericht in 1980, geïnspireerd door de Amerikaanse beweging. Het werk bestond voornamelijk uit een wereldwijde bewustwordingscampagne over honger. Er werd wat om gelachen. Het einde van honger leek de meesten een onhaalbaar ideaal. 40 jaar verder is er nog steeds honger, maar wordt het idee dat honger de wereld uitgeholpen kan worden toch wereldwijd gedragen. The Hunger Project werkt met 10 partnerlanden in 13 programmalanden, waarvan negen in Afrika.]

Waar maak je je het meest zorgen om?

‘Ik maak mij het meest zorgen om de alle kwetsbaarste mensen. Die zijn zo onzichtbaar. Ook de Indiase overheid probeert heel veel te doen om het goed op te vangen, maar hoe verder mensen uit zicht zijn, hoe minder georganiseerd ze zijn, hoe kwetsbaarder ze zijn en hoe langer het duurt voordat bijvoorbeeld noodhulp hen bereikt. Het gaat met name om vrouwen en meisjes, dat is heel raar, maar die eten altijd het laatste. Als het druk is in een huishouden, of er is te weinig eten, krijgen zij altijd minder. Dat betekent ook dat de spanning en geweld toenemen. Meisjes worden te jong uitgehuwelijkt, wat dan weer zorgt voor veel te jonge vroeggeboren baby’s, die dan weer een groeiachterstand hebben. Het is een ontzettend complex en rottig vraagstuk. Corona zorgt voor heel veel extra spanning, in een vraagstuk waarvan we eigenlijk dachten dat we op weg waren naar een eindoplossing.’

Wat is nu echt tekenend voor jullie organisatie?

‘Dat wij geloven dat mensen met honger, of arme mensen, niet het probleem zijn maar zelf de oplossing. Als je ze instaat stelt om te durven dromen dat het anders kan, vraagt dat een hele grote sprong, wanneer ze in hun hele leven niet gezien hebben dat het anders kan. Als je die sprong kan maken, dan is er heel veel wat je zelf kan organiseren in je dorp. Je kan bijvoorbeeld druk zetten op de politiek, of de overheid, om een aantal voorzieningen te leveren. Je gaat als dorp niet je eigen riolering of elektriciteit aanleveren. Als je je goed organiseert dan kan je met elkaar voor elkaar krijgen dat het gebeurt. Wat ons kenmerkt, is dat wij mensen helpen durven dromen, en die droom waar te helpen maken. Men kan onwijs veel zelf, er is niet oneindig veel geld voor nodig. We hebben impact op 16,5 miljoen mensen, en dat doen we met een begroting van 25 miljoen. Mensen kunnen in hun eigen dorp als vrijwilliger aan de slag gaan om verandering te organiseren. Dat ontketenen wij met 350 medewerkers wereldwijd waarmee wij toch 14.000 mensen mee bereiken. Grote efficiency, in zakelijk jargon. Veel impact voor elke geïnvesteerde euro in dit werk, en het is schitterend om daaraan bij te dragen.’

Met welke projecten zijn jullie het meest druk en waar zijn jullie het meest trots op?

‘We hebben in de afgelopen jaren, door onze lokale collega’s en vrijwilligers, allemaal methodes uitgewerkt om te bewijzen dat het niet alleen een ideologie is dat mensen met honger het zelf kunnen oplossen. Het is ook echt bewezen. Ik ben misschien wel het meest trots op de spreadsheets met data, van al die zelfredzame dorpen die laten zien dat ze de verandering zelf in de hand hebben. Waar meer dan 90 procent van de inwoners ook echt gelooft dat ze het zelf verder kunnen en honger met 32 procent gedaald is ten opzichte van toen we daar begonnen met werken. Waar armoede afneemt, waar mensen ervoor kiezen om te investeren in onderwijs voor de kinderen, waardoor soms wel 80 procent meer van de kinderen naar de lagere school gaat. Dat is een mega-investering voor een gezin, en dan niet alleen naar de lagere school, maar vervolgens ook naar de middelbare school. Dat zijn sprongen die uit ons meetsysteem komen. Ik krijg niet zo heel snel natte ogen van de spreadsheets, maar soms komen er gegevens binnen, waarvan ik het geweldig vind om aan kunnen bij te dragen. Dat maakt mijn werk het mooiste werk op aarde.’

[De honger is de wereld nog niet uit. 11% van de wereldbevolking lijdt aan honger. Maar The Hunger Project deed in 2019 veel: Ruim 16,5 miljoen mensen in ruim 13.500 dorpen op het platteland in Afrika, Azië en Latijns-Amerika werden bereikt. In Afrika werd 330.358 kilo voedsel  opgeslagen in gezamenlijke voedselbanken, die kunnen worden aangeboord door de gemeenschap, bijvoorbeeld in tijden van slechte oogst.]

Hoe belangrijk is impact voor jullie? Is er een moment waarbij de impact voor jullie tegenvalt?

‘Alles voor impact. Als je uiteindelijk niet bereikt wat je van plan bent, dan kun je daar veel van leren. Dan ga je iets anders doen. Er kunnen af en toe best wat dingen mis gaan, wij vertellen daar ook over in ons jaar verslag. Bijvoorbeeld, hadden wij boeren gevraagd in Ethiopië om land te herstellen, en zij hadden bedacht dat ze daarvoor heel graag eucalyptus bomen wilden planten. Als iets het land niet herstelt, zijn het eucalyptus planten. Maar ze hadden het in hoog tempo gedaan, en inmiddels waren er een half miljoen bomen gepland. Dat was heel tof, alleen wel de verkeerde bomen. Deze drogen de bodem alleen maar uit, en onder eucalyptus bomen groeit verder ook niks. Dan moet je daarvan leren. Natuurlijk gaan er bij ons, zoals overal, wel dingen mis als je mensen het zelf laat oplossen. Hoeveel ruimte zal je geven en sturen, blijft altijd een vraagstuk. Wanneer er iets mis gaat, geeft het een aanleiding om nog slimmere dingen te bedenken.’

Stel dat een jaar de impact tegenvalt, misschien dit jaar wel vanwege de pandemie waarin we verkeren. Ben je dan teleurgesteld?

‘Normaal weten we op hoeveel plekken wij impact hebben, dat meten wee en leren daarvan. Op dit moment is er zoveel tegelijk aan de hand. De wereldeconomie, gaat de pandemie nog meer slachtoffers eisen, dit zijn allemaal landen waar geen IC-bedden zijn. De piek eraf halen heeft geen nut, bij ons lopen de cijfers terug maar in de landen waar wij werken beginnen de cijfers heel erg op te lopen en heeft men geen idee van wat er gebeurt. Het voelt op dit moment een beetje als de berg op fietsen in de mist. Er zijn geen wegen, geen wegwijzers en het kan zomaar zijn dat we van de klif afvallen. Het is dus een hele heftige tijd voor ons. Wat we tegelijkertijd doen is vieren wat er wel kan, en wat er wel bereikt wordt. Ik zie dat de waanzinnig gemotiveerde vrijwilligers die wij de afgelopen jaren getraind hebben, de afgelopen jaren allemaal aan de slag zijn gegaan in hun eigen dorp, om de meest bizarre mythes over corona te ontkrachten. Om ervoor te zorgen dat mensen weten waar de symptomen zijn, en hoe men zelf hun handen moeten wassen. Wij hebben elke week de persconferenties gehad van het RIVM, maar in landen waar het enige nieuws wat je hebt misschien door Facebook of de meest idiote geruchten bij je terecht komt, daar spelen dit soort betrouwbare vrijwilligers een hele grote rol. Ik hou mij overeind omdat ik weet dat de sociale infrastructuur, al die helden die wij getraind hebben, onverslaanbaar zijn. Het werk wat wij de afgelopen jaren gedaan hebben, rendeert ook op dat gebied heel veel. Dat is onverwachte impact. Hoe het verder gaat is spannend.’

Je zei net dat jullie vieren wat er wel goed gaat. Is dat ook tekenend voor jullie organisatie?

‘Wij hebben een juich beleid. Als je een erkend goed doel bent, moet je officieel een klachtenregeling hebben. Elk jaar moet je in je jaarverslag de klachten opschrijven. Dat is natuurlijk geen inspiratiebron. Wij hebben een organisatie breed juichbeleid verwerkt in onze klachtenregeling. Elke keer als er wat goed gaat, dan vieren we dat. Dat gaat via de team app. Je hebt daar een symbool voor, en dan vertellen we wat er goed is gegaan. Een leuke podcast, gaat ook in de team app. Dan heeft iedereen iets om zich door de dag te juichen. Het is super belangrijk als je aan zulke grote missies werkt, en je komt regelmatig ook tegenslag tegenkomt, dat dat gebeurt. Het vieren kenmerkt ons ook, de slingers en confetti kanonnen staan altijd klaar.’

[In 2010 werd Evelijne Bruning directeur van The Hunger Project.  Ze studeerde Culturele Antropologie en behaalde daarin twee doctoraaldiploma’s. Ze studeerde af in de richting medische antropologie en in ontwikkelingssociologie, waarbij ze zich specialiseerde zich in de regio Zuidoost Azië. In 1999 werd ze programmamedewerker in Vietnam bij SNV. Later werd ze managementassistente en communicatieadviseur bij die organisatie. In 2004 werd Evelijne hoofdredacteur van Vice Versa, het Nederlandse vakblad voor ontwikkelingssamenwerking.]

Zou je ons kunnen meenemen in een persoonlijke ervaring, iets dat je hebt meegemaakt wellicht tijdens je reizen voor The Hunger Project?

‘Een stille heldin uit Benin. Arunata Kissegui kwam ik tegen toen ze tegen een groep stond te praten, met een draagdoek op haar rug, waar een baby’tje in zat. Die zwaaide achter haar rug met haar handtas. Dat zag er heel verwarrend uit. Ze stond super bevlogen te praten en het bleek dat ze de voorzitter was een lokale micro-krediet spaargroep. Haar plan was om in haar dorp een kliniek te bouwen waar alle vrouwen veilig konden bevallen. Dat was, bleek achteraf, omdat het kindje op haar rug niet van haar was, maar van haar zus. Zij was in het kraambed overleden. Als er geen toegang is tot een veilige bevalling, gebeuren dat soort heftige dingen vaker. In Nederland vergeten wij wel is hoe snel wij dat allemaal verbeterd hebben. In veel landen, is er niet op een veilige afstand een kraamkliniek te vinden. Haar missie was dat in haar dorp er niemand meer zou overlijden tijdens een bevalling. Ze heeft een jaar lang al haar buurvrouwen geprobeerd te mobiliseren om met haar voor een kliniek te zorgen, maar niemand geloofde dat dat überhaupt zou gebeuren. Ze stond een uur eerder op, om vier uur in de ochtend, om voor haar eigen gezin te koken. Om vijf uur, terwijl de anderen stonden te koken, ging zij met iedereen praten over haar visie op veilig bevallen. Ze zeiden allemaal dat dat daar nooit ging gebeuren. Dan zijn er in elk dorp, helden zoals Arunata Kissegui, die ook dan niet opgeven. Die hebben een ontzettende sterke visie. Iemand zonder opleiding, zonder vangnet, zonder NOW-regeling en zonder creditcard, die dit voor elkaar krijgt. Ze is namelijk vervolgens gaan sparen, ze kon het uur namelijk beter besteden aan het bewijzen, dan het vertellen. Ze is een bedrijfje begonnen waar ze winst uit haalde, zodat ze een stenen huis kon bouwen. Ze dacht dat als de mensen konden zien dat daar een stenen huis zou komen, dan geloven ze ook dat er een kliniek kan komen. De kliniek staat er inmiddels. Stug tegen alle kliffen op en volhouden dat het anders kan, is op heel veel plekken belangrijk. Het steeds weer opnieuw vinden van een manier, dat dat kan. Mensen die ik daarin tegenkom, zijn eindeloos inspirerend.’

Dit is het bewijs dat het uit de mensen zelf moet komen.

‘Ja, die kliniek is door het dorp zelf gebouwd. Ze hebben daar zelf de bakstenen voor gemaakt, het zand gehaald en zelf geregeld dat daar land voor beschikbaar kwam. En vervolgens bij de lokale overheid het voor elkaar gekregen dat er een verpleegkundige werd geplaatst. Vervolgens wil je ook dat de kliniek gebruikt wordt. Het begint met een iemand die durft te dromen, en daarna met je steeds meer mensen mobiliseren om dat samen met jou te doen. Dat kan overal. Dat geldt ook voor verandering binnen een familie, binnen een bedrijf, binnen een stad of binnen Nederland.’

Wat een geweldig verhaal. Jij gelooft er heel stellig in dat het hongerprobleem verholpen kan worden.

‘Dat is niet een geloof, daar hebben we bewijs voor. Het is niet een blinde overtuiging.’

Er zullen toch nog ongetwijfeld mensen hier naar luisteren die zich afvragen of het echt zou kunnen. Ik wilde jou als laatste nog het woord geven om uit te leggen dat het echt kan. Hoe kan dat?

‘Ons motto is niet voor niks: ‘Het kan wel’. Met de hele wereld, hebben we getekend voor de Sustainable Development Goals. Dat zijn duurzame ontwikkelingsdoelen, waarin staat dat honger in 2030 de wereld uit is. Daar heeft ook onze regering zijn handtekening onder gezet. Dat is niet omdat ze zo visionair zijn, maar omdat we met zijn allen weten dat het kan. Daar zijn heel veel verschillende dingen voor nodig, en wij hebben daar als organisatie een flink stuk van de puzzel van, maar ook niet alles. Een deel van honger zit in crisis en oorlog. Maar waar wij zitten, zo een 85% van de plekken met honger, is het vergeten platteland van heel veel arme landen. Het geduldig mensen in staat te stellen dat zelf te doen, van binnenuit, dan heb je een heel groot deel van dit vraagstuk opgelost. Er zijn anderen die daar met ons aan werken, en ik hoop nog steeds, desondanks de grijze mistige corona tijd, dat we in 2030 klaar zijn.’

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.