Na een jarenlange discussie ging de politiek in mei 2023 eindelijk akkoord met een nieuw pensioenstelsel. Meer leest u in onze blog ‘de nieuwe pensioenwet is ingevoerd, wat zijn de gevolgen voor de pensioenuitkeringen’. Op 1 juli 2023 was de Wet toekomst pensioenen (Wtp) een feit. Een belangrijk onderdeel van de overgang naar het nieuwe stelsel is de vraag: wat te doen met de bestaande opgebouwde rechten en hoe kunnen die worden omgezet naar het nieuwe stelsel? Hiervoor wordt de term invaren gebruikt.
In mijn eerdere blog ‘pensioendiscussie laait door invaren weer op’ hebben wij dit onderwerp nader toegelicht. Destijds was ook nog veel politieke discussie, vooral over de vraag of deelnemers hiervoor instemmingsrecht hadden. Inmiddels lijkt deze discussie voorbij en zijn de voorbereidingen voor het invaren naar het nieuwe stelsel in volle gang. Toch hebben de politieke partijen Nieuw Sociaal Contract (NSC) samen met BBB tussentijds een voorstel ingediend voor een verplicht referendum bij het omzetten van de huidige pensioenen naar het nieuwe stelsel. Het is de vraag hoe de andere twee coalitiepartijen op dit voorstel zullen reageren. Stel dat de Tweede Kamer akkoord gaat is het nog maar de vraag of in de Eerste Kamer ook een meerderheid te vinden is. Veel zaken spelen zich nog achter de schermen af. Toch proberen wij u in deze blog zoveel mogelijk mee te nemen in het proces.
De meeste werknemers hebben hun pensioen opgebouwd bij een (verplicht gesteld) pensioenfonds. Van het totaal opgebouwde pensioenkapitaal van EUR 1.800 miljard is ongeveer EUR 1.500 miljard ondergebracht bij pensioenfondsen en EUR 300 miljard bij verzekeraars (en premiepensioeninstellingen). Invaren van pensioen is alleen voor pensioenfondsen van toepassing. Wij richten ons in deze blog specifiek op deze groep.
Hoe verloopt het proces nu verder?
In 2024 moesten sociale partners (werkgever en vakbonden) een transitieplan opstellen. Hierin staan afspraken over de nieuwe pensioenregeling, bijvoorbeeld wat er gebeurt met de opgebouwde pensioenen: worden die ingevaren of niet? Een 25-tal fondsen ging voortvarend van start. Hun streven was om al per 1 januari 2025 over te gaan naar het nieuwe stelsel, waarbij het opgebouwde pensioen zou worden ingevaren. Dit bleek in veel gevallen complexer dan gedacht. Uiteindelijk hebben drie fondsen van de DNB-goedkeuring gekregen om daadwerkelijk per 1 januari 2025 over te stappen naar het nieuwe stelsel. De verwachting is dat de andere fondsen in 2026 of 2027 zullen volgen. Per 1 januari 2028 moeten alle pensioenregelingen voldoen aan de nieuwe regels.
Heeft de deelnemer zeggenschap?
In het oude stelsel, bijvoorbeeld in een middelloonstelsel, was de beleving dat er sprake was van garantie. De angst is nu dat men in het nieuwe stelsel toe gaat naar een variabel (onzekerder) pensioen. De praktijk ligt genuanceerder, want ook binnen het oude stelsel bestonden er geen garanties. Dit was al jaren te zien bij de vraag over wel of niet kunnen indexeren van pensioenen en soms zelf gekort.
Heeft nu de deelnemer bij omzetting naar het nieuwe stelsel nog enige zeggenschap? Dat is niet het geval. Er bestaat geen individueel instemmingsrecht voor het invaren. In de praktijk is het ook hierbij aan de werkgever en vakbonden om afspraken te maken. De deelnemer heeft dus alleen indirect iets te zeggen in de vorm van raadplegingen of stemmingen via een vakbond.
Hoe werkt invaren van pensioen?
Er is nu per pensioenfonds sprake van één grote pensioenpot. De waarde hiervan zal worden verdeeld over de deelnemers (actieven, niet-actieven en gepensioneerden). De totale pensioenpot zal worden herverdeeld onder de deelnemers. Elke deelnemer krijgt uiteindelijk zijn eigen pensioenpot.
De onder het oude stelsel opgebouwde pensioenrechten worden bij het invaren omgerekend naar een eigen pensioenkapitaal. Dit bedrag wordt vervolgens ingebracht in de nieuwe regeling. Bij actieve deelnemers groeit de eigen pensioenpot vervolgens door de premie die door de werkgever (en mogelijke eigen bijdrage van de werknemer) worden betaald. De pensioenpot kan uiteraard in waarde stijgen of dalen door winst of verlies op de beleggingsportefeuille.
Het betreffende pensioenfonds zal tijdig communiceren hoeveel dit eigen pensioenkapitaal na invaren aan pensioenuitkering zal gaan opbrengen. Hierbij zal sprake zijn van prognose bedragen. Ook krijgt de deelnemer te zien hoe het nieuwe pensioen zich verhoudt ten opzichte van het oude stelsel. Over het algemeen verwacht men dat de pensioenuitkeringen omhoog zullen gaan maar wel onzekerder zijn dan voorheen. Dit geldt ook voor deelnemers die nu al een pensioenuitkering ontvangen. Immers, ook de uitkerende pensioenen kunnen meebewegen met de resultaten op de financiële markten en daardoor sneller naar boven of juist naar beneden worden bijgesteld.
Voor bepaalde groepen, ongeveer tussen 45-55-jarige leeftijd, zal een compensatie noodzakelijk zijn, aangezien zij nadelig getroffen kunnen worden door de overgang naar het nieuwe stelsel. Die compensatie zal uit dezelfde beschikbare pensioenpot moeten komen. Hopelijk heeft het betreffende fonds voldoende extra vermogen om deze groep tegemoet te komen.
Tijdig informeren
Tijdige en duidelijke communicatie is een belangrijk onderdeel van de wetgeving. Inmiddels weten we dat een drietal (kleinere) pensioenfondsen per 1 januari 2025 is overgegaan naar het nieuwe stelsel. Dat betekent uiteraard dat de betreffende deelnemers voor deze datum al geïnformeerd moesten worden over de gevolgen van de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel. Maar wat is tijdig? Dit heeft inmiddels geleid tot een juridische procedure, gestart door een gepensioneerde deelnemer van het Beroepspensioenfonds Loodsen. De vraag aan de rechter was of er voldoende tijd was om na te gaan of de individuele prognose-berekeningen klopten (definitieve berekeningen volgen pas na de vastgestelde dekkingsgraad per 31 december 2024) en om zich goed voor te bereiden op de gevolgen voor zijn pensioeninkomen. In deze situatie werd de betreffende gepensioneerde begin december schriftelijk geïnformeerd en zou er op basis van de voorlopige berekeningen op 1 januari 2025 met 8% op vooruit gaan. Volgens het oordeel van de rechter was de tijd die de loods kreeg om zich te beraden kort maar zou uitstel van invaren onnodig veel tijd gaan vergen en ten koste gaan van de andere deelnemers in dit fonds. De gepensioneerde havenloods is hiermee dus niet in het gelijk gesteld door de rechter. De definitieve berekeningen voor deze en andere deelnemers volgen pas na de vastgestelde dekkingsgraad per 31 december 2024.
Dekkingsgraad is essentieel voor invaren van pensioen
Van belang voor invaren is de financiële situatie van een pensioenfonds. Deze wordt in het huidige stelsel uitgedrukt in de vorm van de dekkingsgraad (de verhouding tussen het beschikbaar vermogen t.o.v. de verplichtingen aan de deelnemers). De dekkingsgraad kan echter nog fluctueren en is onder andere afhankelijk van de rentestand en economische markten op moment van invaren van het oude naar het nieuwe stelsel. Voor een soepele overgang naar het nieuwe stelsel zou het prettig zijn als de dekkingsgraden de komende jaren stabiel zouden blijven en niet zouden dalen vlak voor het moment van invaren.
Indexeren versus aanhouden buffer?
De meeste fondsen zullen pas invaren in 2026 of 2027. Tot die tijd hebben ze nog te maken met het huidige stelsel en dus ook met de dekkingsgraad. Jaarlijks zal bepaald moeten worden of de pensioenen kunnen worden geïndexeerd. Indexatie van pensioen gaat ten laste van de dekkingsgraad. Sommige pensioenfondsen blijven waar mogelijk indexeren, andere fondsen behouden liever een hogere dekkingsgraad. Deze hogere dekkingsgraad kan op een later moment van invaren gebruikt worden om bepaalde groepen te compenseren of voor het vormen van extra buffers voor mogelijke toekomstige tegenvallers. Het is aan de bestuurders van de pensioenfondsen om een evenwichtige afweging van de belangen te maken waarbij gekeken wordt naar de gevolgen op korte, middellange en lange termijn. Zij moeten bepalen waaraan “het vet op de botten” in het fonds, dus voorzover de dekkingsgraad meer is dan 100%, wordt besteed: aan indexatie van de pensioen tot de overgang naar het nieuwe stelsel, aan compensatie voor de middengroepen, aan vorming van reserves voor tegenvallers of toch aan het verhogen van de pensioenaanspraken van alle deelnemers.
Hoe nu verder?
Met de eerdergenoemde drie pensioenfondsen zijn de eerste vervolgstappen naar een nieuw pensioenstelsel gezet. We hebben ook gezien dat de financiële gezondheid van een pensioenfonds in de vorm van de dekkingsgraad een belangrijke factor is bij het invaren van pensioen. De andere fondsen die op een later moment overgaan naar het nieuwe stelsel hebben mogelijk een wat langere periode om hun deelnemers tijdig te informeren. Het proces is dus in volle gang en wij volgen met belangstelling de ontwikkelingen bij de andere pensioenfondsen.