Op 1 juli 2023 is de nieuwe pensioenwet ingegaan. De wet wordt gezien als een mijlpaal in de herziening van het Nederlands pensioenstelsel. Eén van de uitgangspunten van de wet is het gelijktrekken van de ruimte voor opbouw van lijfrente met de ruimte voor opbouw van pensioen.
Als we praten over oudedagsvoorzieningen, kennen we in Nederland drie pijlers:
- de AOW;
- het pensioen dat via de werkgever wordt opgebouwd;
- een lijfrente bij een verzekeraar of een bank.
Wat is een lijfrente?
Met een lijfrente kunt u aan extra inkomen voor later werken. Een lijfrente kent een opbouw- en een uitkeerfase. In de opbouwfase stort u bedragen op uw bankspaarrekening (waar u kunt sparen of beleggen) of betaalt u premies aan een verzekeraar. In de uitkeerfase ontvangt u uitkeringen.
Wat is het voordeel van lijfrente?
Als u aan de voorwaarden voldoet, mag u in de aangifte inkomstenbelasting de stortingen of premies van uw inkomen aftrekken, mits u het jaar daarvoor een pensioentekort heeft gehad. Een ander voordeel is dat over het opgebouwde lijfrentekapitaal geen belasting in box 3 wordt geheven.
Pas als het kapitaal wordt omgezet in lijfrente-uitkeringen, vindt over de ontvangen uitkeringen belastingheffing plaats. Daarbij geldt dat vanaf de AOW-leeftijd de eerste belastingschijf lager is dan vóór de AOW-leeftijd. De uiteindelijke belastingdruk over de uitkeringen is afhankelijk van de hoogte van het totaal van uw inkomen in box 1.
Een oudedagsvoorziening mét en zonder fiscaal voordeel
Het verschil tussen wel en niet fiscaal vriendelijk sparen of beleggen kan bij een lange looptijd flink oplopen. Als voorbeeld de oudedagsvoorziening van Astrid: Astrid stort elk jaar gedurende 35 jaar € 10.000 op een lijfrente beleggingsrekening. Dat bedrag is tegen 49,5% aftrekbaar. Haar beleggingsrendement is gemiddeld 4%. Met het opgebouwde kapitaal krijgt Astrid vanaf haar AOW-leeftijd gedurende 20 jaar een bedrag uitgekeerd. Deze jaarlijkse uitkeringen zijn bij Astrid belast tegen 36,97% (cijfers: 2024). Het jaarlijks door Astrid netto te ontvangen bedragen is circa € 30.000. Als Astrid zou hebben belegd zonder gebruik te maken van de fiscale mogelijkheden, zou ze van het opgebouwde kapitaal gedurende 20 jaar, jaarlijks circa € 15.000 netto hebben kunnen opnemen.
Het voordeel wordt vergroot door op tijd met de opbouw van lijfrentekapitaal te beginnen en gebruik te maken van het zogenaamde rente-op-rente effect. Het rente-op-rente effect wil zeggen dat als elk jaar rendement wordt gemaakt en dat rendement wordt geherinvesteerd, het jaar erna rendement wordt gemaakt over het ingelegde bedrag én over het rendement van het jaar ervoor. Het totale bedrag stijgt dan niet lineair maar exponentieel. Albert Einstein noemde het rente-op-rente effect, het achtste wereldwonder.
Hoe verhoudt lijfrente zich tot pensioen?
Zoals we hierboven al hebben opgemerkt, wordt pensioen via de werkgever opgebouwd en kunt u lijfrente zelf regelen. Pensioen en lijfrente lijken op elkaar. Zo hebben pensioen en lijfrente dezelfde doelstelling: het (fiscaal) faciliteren van het opbouwen van een oudedagsvoorziening. Toch gelden in de uitkeerfase niet de dezelfde regels. Met de invoering van de nieuwe pensioenwet is de opbouwruimte wel in belangrijke mate gelijkgetrokken. Daarover hieronder meer. In een volgende blog staan wij stil bij de verschillen tussen pensioen en lijfrente in de uitkeerfase. En in aansluiting daarop, de overwegingen die kunnen spelen als u keuze tussen beide kan maken.
Waarom lijfrente en pensioen gelijktrekken?
Eén van de uitgangspunten van de nieuwe pensioenwet is te komen tot een ‘arbeidsvormneutraal pensioenkader’. Het belang hiervan is ingegeven door de veranderingen in de samenleving richting een flexibele arbeidsmarkt. De gedachte is dat werknemers met en zonder pensioenregeling, maar ook ondernemers dezelfde ruimte zouden moeten hebben voor opbouw van oudedagsvoorzieningen. Om dat te bereiken, zijn de regels voor opbouw van lijfrente ingrijpend aangepast.
Hoe groot is de ruimte voor lijfrenteopbouw?
- Jaarruimte: Het percentage voor maximaal fiscaal aftrekbare bedragen voor lijfrente is in 2024 30% (met een maximum van € 36.077) van de premiegrondslag (dat is kort gezegd: uw inkomen verminderd met het deel waarover later AOW wordt ontvangen).
- Reserveringsruimte: als u uw jaarruimte niet helemaal gebruikt dan kunt u deze later inhalen. Deze extra aftrekmogelijkheid is gelijk aan de niet gebruikte jaarruimtes van de afgelopen 10 jaar, met in 2024 een maximum van € 41.608.
- Extra opbouwjaren: het fiscaal in aftrek brengen van bedragen is mogelijk tot maximaal 5 jaar ná ingang van de AOW-leeftijd.
Let op: ook na de invoering van de nieuwe pensioenwet, kunnen bedragen voor lijfrente slechts in aftrek worden gebracht indien sprake is van een pensioentekort.
Behalve de hierboven genoemde wijzigingen, wil de regering het via een wetsvoorstel mogelijk maken om maximaal 10% van uw lijfrentekapitaal in één keer te ontvangen. Dit ‘bedrag ineens’ mag u dan naar eigen inzicht besteden. Het ineens ontvangen bedrag heeft wel tot gevolg dat uw resterende lijfrente-uitkeringen lager zullen uitvallen. In de blog Wilt u een deel van uw lijfrente in een keer ontvangen? leest u daar meer over.
De lijfrente-uitkeringen
Naast de inleg en het rendement, is de periode van uitkeren bepalend voor de hoogte van de uitkeringen. Of u de opgebouwde waarde in 5 jaar of levenslang laat uitkeren is van invloed op de hoogte van uw uitkering. Maar u bent niet geheel vrij om die periode zelf te bepalen. Er gelden namelijk wettelijk kaders. Wij lichten de belangrijkste toe:
- Voor een lijfrente-uitkering bij een professionele verzekeraar:
U kunt bij een verzekeraar een lijfrente afsluiten die uiterlijk ingaat 5 jaar na aanvang van uw AOW en die eindigt bij uw overlijden (‘oudedagslijfrente’). Een ‘tijdelijke oudedagslijfrente’ kan ook. Dat is een lijfrente die minstens 5 jaar uitkeert, niet eerder ingaat dan bij aanvang van uw AOW maar ook niet later ingaat dan 5 jaar na aanvang uw AOW, en waarvan de uitkeringen niet meer dan € 26.463 per jaar bedragen (cijfer: 2024). - Voor een lijfrente bij een bank of een beleggingsinstelling:
U kunt het tegoed door een bank of beleggingsinstelling laten uitkeren. Het tegoed op deze rekening moet worden omgezet in periodieke uitkeringen, die ingaan uiterlijk 5 jaar na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. U moet de periodieke uitkeringen ontvangen tot u minstens 20 jaar ouder bent dan uw AOW-leeftijd. Start de uitkering vóór aanvang van uw AOW dan wordt de periode van 20 jaar vermeerderd met het aantal jaren tot aan uw AOW. Ook hier is er de mogelijkheid voor een tijdelijke uitkering.
Belangrijk om te weten, is dat bij de verzekeraar een ingegane uitkering stopt bij overlijden, tenzij er een tweede verzekerde is. De uitkering kan dan overgaan op bijvoorbeeld de partner. Bij de bankvariant ontvangen de erfgenamen de overgebleven uitkeringen.
Lijfrente en pensioen: vergelijkbaar, maar wel verschillend
Als ondernemer of werknemer zonder pensioenregeling moet u zelf uw voorzieningen treffen voor uw oudedag. Dat kan fiscaal vriendelijk via lijfrente. De fiscale voordelen van lijfrente zijn vergelijkbaar met die van pensioen voor een werknemer. In de uitkeerfase bestaan tussen lijfrente en pensioen wel verschillen, waar wij in een volgende blog nader op in zullen gaan. Voor wat betreft de verschillen in opbouwmogelijkheden tussen lijfrente en pensioen, geldt dat deze met de invoering van de nieuwe pensioenwet in belangrijke mate zijn opgeheven. Houd er wel rekening mee dat de wetgeving rondom de oudedagsvoorziening regelmatig wijzigt. Als u een oudere lijfrentepolis of bankspaarprodukt heeft, gelden er mogelijk andere voorwaarden of is er meer mogelijk dan hierboven besproken. Laat u hierover goed adviseren. Kijk daarnaast bij uw financieel plan voor uw oudedag naar het evenwicht tussen de 3 pijlers, uw vermogen én uw uitgaven.