Direct naar content

Bedrijfsopvolging: nadere uitleg fiscale eisen

Gepubliceerd op:
5 min. leestijd

Veel van onze klanten hebben een succesvol bedrijf. Vroeg of laat komt dan de vraag op: kunnen mijn kinderen mij opvolgen? Dit artikel is de derde in de reeks over bedrijfsopvolging. Hier beneden gaan we nader in op de eisen die worden gesteld binnen de Successiewet.

Veel van onze klanten hebben een succesvol bedrijf. Vroeg of laat komt de vraag op: kunnen mijn kinderen mij opvolgen in het bedrijf? Dit artikel behandelt de fiscale voorwaarden voor een beroep op de faciliteiten uitgebreider dan het eerste artikel. Voor de basis leest u 'Bedrijfsopvolging: hoe werkt het fiscaal?'.

Om gebruik te kunnen maken van de faciliteiten in de Successiewet en de inkomstenbelasting geldt in ieder geval dat er sprake moet zijn van overdracht van ondernemingsvermogen. Lees hiervoor ons artikel ’Bedrijfsopvolging: wanneer is er sprake van een onderneming?’.

Hierna behandel ik eerst de bezitseis en de voorzettingseis in de Successiewet. Deze maken onderdeel uit van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Wordt hier niet aan voldaan dan is de vrijstelling niet van toepassing. Deze basisvrijstelling is EUR 1.325.253 voor 100% en het meerdere kent een vrijstelling van 83%. Het missen van deze vrijstelling heeft fiscaal dus nogal een nadelig effect. Hieronder gaan wij ervan uit dat de onderneming in de vorm van een bv wordt uitgeoefend en dat de aandelen door schenking of overlijden overgaan.

Bezitseis

Bij schenking dient het ondernemingsvermogen vijf jaar in het bezit te zijn geweest van de schenker. Bij overlijden geldt een termijn van één jaar. Deze zogeheten bezitseis wordt gesteld om misbruik van de regelingen te voorkomen. Men zou namelijk vlak voor het overlijden contanten om kunnen zetten in bijvoorbeeld een ‘patatzaak’ (van belast naar onbelast). Zo probeert men dan de vrijstelling te genieten. Daar steekt de bezitseis een stokje voor.

Er is sprake van een ‘dubbele beziteis’. De BOR kan alleen worden toegepast als de vennootschap gedurende die periode een onderneming heeft gedreven. De beziteis moet per zelfstandige onderneming worden toegepast. Ook hier wil men voorkomen dat men in het zicht van bijvoorbeeld overlijden beleggingsvermogen toevoegt aan een kleine onderneming om zo de faciliteiten te genieten.

Dit laatste onderdeel van de bezitseis leidt tot opgetrokken wenkbrauwen bij ondernemers maar ook tot rechterlijke uitspraken. De Hoge Raad heeft daarom in 2020 arresten gewezen die invulling geven aan de bezitseis. Het komt erop neer dat van doorslaggevend belang is in hoeverre de verworven onderneming is ‘opgegaan in de bestaande onderneming’. Als de onderneming is opgegaan dan is er geen afzonderlijke bezitseis van toepassing. De termijn van 5 jaar gaat dan niet opnieuw lopen.

Afgelopen jaar is overigens in lagere rechtspraak twijfel ontstaan of er wel of niet een nieuwe bezitstermijn gaat lopen bij de uitbreiding van een bestaand belang in een onderneming. De Hoge Raad heeft daar nog geen uitspraak over gedaan.

Voorzettingseis

Naast de beziteis moet de verkrijger de onderneming minimaal vijf jaar voortzetten (‘voortzettingseis’). Ook deze eis is bedoeld om met de faciliteiten alleen reële bedrijfsoverdrachten fiscaal vriendelijk mogelijk te maken. Als iemand een half jaar na de overdracht de aandelen van de onderneming verkoopt dan wordt de vrijstelling in de schenk -en erfbelasting teruggenomen. Dat betekent dat er alsnog belasting betaald moet worden. Hier zie je dus duidelijk terug dat de BOR in zijn aard een voorwaardelijke vrijstelling is.

Als een deel van wat onder de vrijstelling is verkregen wordt verkocht dan vervalt de vrijstelling voor dat deel. Telkens moet het wel gaan om een zelfstandig deel van de onderneming. Bij bijvoorbeeld de verkoop van een enkel bedrijfsmiddel, bijvoorbeeld een machine in een fabriek, wordt de vrijstelling niet teruggenomen.

Voorjaarsnota

In de voorjaarsnota van 2023 stond een voorstel tot versoepeling van de bezits- en voortzettingseis. Deze maatregelen zijn volgens het kabinet complex en vragen om tijd voor een goede uitwerking en treden daarom in werking op 1 januari 2026. Er wordt bijvoorbeeld nagedacht over of de termijn van voortzetting van 5 naar 3 jaar kan.

Hierna behandel ik de dienstbetrekkingseis, die geldt voor de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR).  Simpel gezegd weg kan met de DSR de betaling van inkomstenbelasting worden uitgesteld. Als de regeling van toepassing is dan scheelt dat op dat moment maximaal 33% inkomstenbelasting.

DSR Dienstbetrekkingseis

Wat is dan die dienstbetrekkingseis? Als iemand aandelen in een onderneming wil gaan schenken en een beroep wil doen op de DSR, dan moet de begiftigde 36 maanden in dienst zijn geweest bij de vennootschap. Aan het dienstverband worden geen kwalitatieve vereisten gesteld. Een minimumaantal uren is bijvoorbeeld niet vereist.  De dienstbetrekking mag bij de holding maar ook bij een werkmaatschappij zijn.

De dienstbetrekkingseis in de DSR vervalt per 1 januari 2025 omdat de wetgever het een weinig waardevolle voorwaarde acht. De bedrijfsopvolger hoeft dan niet meer 36 maanden in dienst te zijn voordat men gaat schenken. De afschaffing van deze eis wordt echter gevolgd door een invoering van een minimumleeftijd van 21 jaar bij de verkrijger van een schenking. Het doel van het invoeren van een minimumleeftijd is oneigenlijk gebruik voorkomen. De wetgever vindt bijvoorbeeld een schenking aan al te jonge kinderen oneigenlijk gebruik. Voor bedrijfsopvolging in geval van overlijden stelt de regeling geen leeftijdsgrens voor.

Doelmatigheidsmarge: BOR en DSR

De doelmatigheidsmarge werkt door in de BOR en DSR. Deze doelmatigheidsmarge houdt in dat beleggingsvermogen tot 5% wordt aangemerkt als ondernemingsvermogen. Normaal komt beleggingsvermogen niet in aanmerking voor een vrijstelling. Nu dus wel voor 5%. De voorwaarde is ooit bedacht om discussies te vermijden. De regeling wordt echter afgeschaft. Het doel van de bepaling werd namelijk niet bereikt. Er waren nog steeds veel discussies over dit onderwerp. Voor de BOR is de afschaffing gesteld op 1 januari 2025. Voor de DSR is het nog niet duidelijk wanneer dat gaat gebeuren.

Tot slot

De BOR en DSR maken onderdeel uit van ingewikkelde regelgeving. Bovenstaande is niet bedoeld als een uitputtende uiteenzetting van de regelingen. Ook zijn niet alle vereisten voor een geslaagd beroep op de vrijstellingen behandeld. Voor invulling van de regelingen in uw situatie en advies richt u zich tot uw fiscalist, notaris en accountant.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.