Direct naar content

Bezit u privé spaargeld of beleggingen? Of andere bezittingen, bijvoorbeeld een tweede huis? Als de totale waarde van deze bezittingen boven een bepaald bedrag uitkomt, het ‘heffingvrije vermogen’, moet u inkomstenbelasting in box 3 betalen.

Inkomstenbelasting over forfaitair rendement

Hoewel de belasting in box 3 in de volksmond ‘vermogensbelasting’ wordt genoemd, is het fiscaaltechnisch een ‘inkomstenbelasting’. De overheid heeft al langer plannen om in box 3 de werkelijke opbrengsten van uw vermogen te gaan belasten. Maar dat zal naar verwachting op zijn vroegst zijn vanaf 2027. Voorlopig vindt de belastingheffing plaats op basis van forfaitaire – voor iedereen gelijk veronderstelde – rendementspercentages over uw vermogen.

Vermogen op de peildatum is leidend

Voor box 3 is de stand van uw vermogen op 1 januari van het belastingjaar bepalend. Dit is de peildatum. De belasting die u dat jaar moet betalen in box 3 staat op dat moment feitelijk al vast. Ongeacht het werkelijke rendement dat u gaat behalen en eventuele andere veranderingen die later in het jaar in uw vermogen optreden.

Welke bezittingen en schulden tellen mee in box 3?

Het voert te ver om exact uit te leggen wanneer iets meetelt voor box 3. Kort gezegd gaat het om alles van waarde, dat niet in box 1 of box 2 zit en niet expliciet is vrijgesteld. Bijvoorbeeld bepaalde groene beleggingen tot een zeker bedrag. De precieze regels over wat bezittingen en schulden zijn, leest u op de website van de Belastingdienst.

De meest voorkomende box 3-bezittingen zijn spaargeld, beleggingen (zoals aandelen, obligaties en beleggingsfondsen) en onroerend goed (zoals beleggingsvastgoed, maar ook een tweede huis). Ook contant geld of cryptovaluta tellen mee. Net als geld dat u hebt uitgeleend (vorderingen), behalve als dit bijvoorbeeld aan uw eigen bv is.

Het belangrijkste bezit dat niet in box 3 valt, is uw eigen woning. Deze zit namelijk in box 1. Ook aandelen in uw eigen bv tellen niet mee in box 3. De inkomsten uit uw eigen bv worden belast in box 2.

Veel voorkomende schulden in box 3 zijn leningen voor bijvoorbeeld een tweede huis of beleggingsvastgoed. Of een rekening-courantschuld aan uw eigen bv. Van het totale bedrag aan box 3-schulden is in 2023 een bedrag van € 3.400 (fiscaal partners samen € 6.800) niet aftrekbaar, de zogeheten schuldendrempel. Het bedrag dat overblijft, trekt u af van uw box 3-bezittingen. Een belangrijke schuld voor veel huishoudens is de hypotheekschuld voor de eigen woning. Net als de eigen woning zelf, telt de hypotheekschuld meestal niet mee in box 3 maar in box 1. Lees hiervoor de regels over een eigenwoningschuld op de site van de Belastingdienst.

Overbruggingswet box 3

Per 2023 is de manier waarop de box 3-heffing wordt berekend gewijzigd. Aanleiding hiervoor was het inmiddels beroemde kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. De Hoge Raad besliste dat belastingplichtigen die bezwaar gemaakt hadden tegen hun belastingaanslag en zich verenigd hadden in een massaal-bezwaarprocedure rechtsherstel moesten krijgen. Hiervoor is de ‘forfaitaire spaarvariant’ bedacht. Deze berekeningsmethode werd in de belastingjaren 2021 en 2022 als ‘schaduwsysteem’ gehanteerd. De box 3-heffing werd zowel volgens de toen geldende wettelijke methode berekend als volgens de ‘forfaitaire spaarvariant’. De gunstigste uitkomst telde dan.

Vanaf 2023 vindt de belastingheffing in box 3 plaats op basis van de Overbruggingswet box 3. Deze nieuwe wettelijke methode is gebaseerd op de voor het rechtsherstel gebruikte ‘forfaitaire spaarvariant’. Er is geen tweede berekening meer. Het is de bedoeling dat de Overbruggingswet box 3 blijft gelden totdat kan worden overgeschakeld naar een stelsel waarbij de belasting over het werkelijke rendement wordt berekend. Vermoedelijk op zijn vroegst vanaf 2027.

Forfaitair percentage per categorie

Het vermogen in box 3 wordt ingedeeld in drie categorieën: ‘banktegoeden’ (spaargeld, deposito’s, contant geld), ‘overige bezittingen’ (alle bezittingen die geen ‘banktegoeden’ zijn) en ‘schulden’. Aan elke categorie wordt een bepaald forfaitair rendement toegekend.

Het forfaitaire rendement voor ‘overige bezittingen’ wordt al vooraf berekend. En is gebaseerd op langjarige gemiddelden in het verleden. Waarbij uitgegaan wordt van een fictieve vermogensmix: 53% onroerende zaken, 33% aandelen en 14% obligaties. Voor belastingjaar 2023 komt dit uit op 6,17%.

De percentages voor ‘banktegoeden’ en ‘schulden’ zijn gebaseerd op gemiddelden in het betreffende jaar zelf. En worden pas achteraf vastgesteld. Voor ‘banktegoeden’ wordt gekeken naar het gemiddelde rendement in het jaar op kortlopende deposito’s dat De Nederlandsch Bank (DNB) maandelijks publiceert. Voor ‘schulden’ is de gemiddelde rente in het jaar van de totale uitstaande hypothekenportefeuille van huishoudens bepalend. Ook deze percentages publiceert DNB maandelijks. In 2023 komen de percentages voor ‘banktegoeden’ en ’schulden’ uit op respectievelijk 0,92% en 2,46%.

Categorie forfaitair percentage 2023
Banktegoeden 0,92%
Overige bezittingen 6,17%
Schulden 2,46%

Berekening van de belasting

De berekening van de verschuldigde belasting verloopt via een aantal stappen. Eerst bepaalt u de (gezamenlijke) ‘rendementsgrondslag’. Die bestaat uit de waarde van banktegoeden plus overige bezittingen minus schulden. Waarbij de eerste € 3.400 per persoon aan schulden buiten beschouwing blijft (‘doelmatigheidsdrempel’). Dan wordt het ‘rendement’ berekend over de verschillende onderdelen van de rendementsgrondslag: 0,92% x waarde banktegoeden + 6,17% x waarde overige bezittingen -/- 2,46% x waarde schulden. Valt deze uitkomst negatief uit? Dan wordt het ‘rendement’ op nul vastgesteld. Fiscaal partners berekenen het rendement over de gezamenlijke rendementsgrondslag.

Van de (gezamenlijke) ‘rendementsgrondslag’ trekt u het (gezamenlijke) ‘heffingvrije vermogen’ af. Dat is het deel van uw vermogen waarover u geen belasting hoeft te betalen, de vrijstelling. Dit bedrag is voor iedere belastingplichtige gelijk en bedraagt in 2023 € 57.000 per persoon (fiscaal partners samen € 114.000). Het totaalbedrag dat u nu hebt berekend, heet in uw jaarlijkse belastingaangifte de (gezamenlijke) ‘grondslag sparen en beleggen’. Fiscaal partners mogen de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen bij de aangifte in een verhouding naar keuze tussen beiden verdelen.

Vervolgens berekent u het effectieve rendementspercentage (ERP). Dit is afhankelijk van de samenstelling van het vermogen (uw vermogensmix). U berekent het ERP door het ‘rendement’ te delen door de (gezamenlijke) rendementsgrondslag (het saldo vóór aftrek van het heffingvrije vermogen). Het ERP dat hieruit komt, vermenigvuldigt u met de (gezamenlijke) ‘grondslag sparen en beleggen’ (het saldo na aftrek van het heffingvrije vermogen). De uitkomst is uw ‘voordeel uit sparen en beleggen’. Hierover bent u vervolgens 32% belasting verschuldigd in 2023.

Rekenvoorbeeld

Hieronder ziet u een voorbeeld van de berekening van de box 3-heffing in 2023 voor fiscaal partners met € 500.000 aan spaargeld, een beleggingsportefeuille van € 1.000.000 en € 150.000 aan aftrekbare schulden (boven de drempel van € 3.400 p.p.).

Opgemerkt wordt dat de berekening in de systemen van de belastingdienst iets anders verloopt dan volgens de wettekst. Daarbij wordt geen ‘effectief rendementspercentage’ berekend, maar een aandeel in de rendementsgrondslag. Waarbij dit breukdeel afgerond wordt op 2 decimalen. Vervolgens wordt dit percentage vermenigvuldigd met het ‘rendement’. De berekende belasting kan daardoor afwijken van die volgens de wettekst. In dit voorbeeld komt de verschuldigde belasting volgens de berekening van de belastingdienst € 30 hoger uit.

Voorkom de 8 veelgemaakte fouten tijdens de belastingaangifte

Vindt u het lastig of ingewikkeld om aangifte te doen? Onze belastingexperts hebben de 8 veelgemaakte fouten voor u op een rij gezet. Bekijk ook ons handige stappenplan. U zult zien dat het best meevalt.

Heeft u een vraag over dit artikel?

De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.