‘Op mijn achttiende werd ik smoorverliefd. En wat gebeurt er als je verliefd bent op een meisje? Dan wil je zo dicht mogelijk bij haar zijn. Dat meisje woonde in Assen. Dus toen ik mijn studie HTS had afgerond, ben ik een baan gaan zoeken in Assen.’ Het was 1975, Ferrari (de naam dankt hij aan zijn Italiaanse overgrootouders) kwam te werken in een palletfabriek. Al vrij snel werd hij directeur, maar door onenigheid met zijn werkgever besloot hij in 1987 voor zichzelf te beginnen, samen met een compagnon. ‘Ik kom zelf helemaal niet uit een ondernemersgezin, mijn hele familie bestaat uit ambtenaren. Het ondernemerschap is me niet met de paplepel ingegoten, maar het is me wel goed afgegaan. We hebben hard gewerkt en dat heeft geresulteerd in een succesvolle formule. We hadden zes bedrijven, verspreid over heel Nederland.’
In 2008, nét voor de kredietcrisis, verkochten Ferrari en zijn compagnon het gros van de bedrijven. De verkoop legde ze geen windeieren, geeft de bevlogen zakenman toe. ‘Maar dan staat al dat geld op de bank. Je komt boven de zestig en denkt: wat moet ik er mee? Wat geeft me voldoening? Meer geld maken, dure spullen kopen? Ik heb er niet zoveel mee. Mijn vrouw Martina, het meisje uit Assen, heeft altijd in het speciaal onderwijs gezeten. Ze had veel te maken met probleemkinderen en ik hoorde die schrijnende verhalen over de jaren heen aan. Op een gegeven moment kwamen we op het idee om met ons geld iets te doen voor deze kinderen, kinderen die aan de andere kant van het geluk zijn geboren. Zo zitten we nu eenmaal in elkaar: niet alleen aan jezelf denken, ook naar anderen omzien.’ Die betrokkenheid toont Ferrari ook als directeur van zijn palletbedrijf. ‘Ik heb hier een vast team lopen, er speelt altijd wel wat. Dan bied ik ze hulp, in welke vorm dan ook. Maatschappelijke betrokkenheid is van wezenlijk belang voor een ondernemer.’
In een historisch belangrijk kasteeltje dat door de gemeente Wedde in Groningen te koop was aangeboden, openden Frank en Martina in 2011 een hotel speciaal voor kansarme kinderen en hun begeleiders. ‘Het kasteel hebben we voor een paar miljoen gerestaureerd. Met de door ons opgerichte stichting worden de driedaagse vakanties bekostigd. Kinderen komen bij ons via jeugdzorg, de Voedselbank of het Leger des Heils.’ Op Burcht Wedde wanen kinderen zich voor een paar dagen ridder, koning, jonkvrouw of prinses. Er kan naar hartenlust worden gespeeld: vlotten bouwen, skelteren, varen, verkleden. Even de zorgen van alledag vergeten. De hotelkamers zijn van alle luxe voorzien, inclusief jacuzzi’s. En de maaltijden in het restaurant zijn van sterrenniveau. Door de coronacrisis is het hotel grotendeels gesloten. ‘Maar we hebben daar wel iets moois op gevonden. Wij bieden nu kinderen uit gezinsvervangende tehuizen de mogelijkheid om een dag van het kasteeltje en de omgeving te genieten. Ze zitten op het omheinde terrein en hebben verder met niemand contact, coronaproof!’
Het kasteel is ‘voor eeuwig’ van de Ferrari’s, maar het stel kijkt nu alvast aan wie ze het kunnen overdragen als zij er niet meer zijn. ‘Wij hebben zelf geen kinderen, dus we zoeken nu naar een organisatie die dit van ons straks over kan nemen. Het zou mooi zijn als dat wat we hebben opgezet ook voor altijd blijft. Het is een kleine druppel, maar wij vinden het belangrijk om het te doen.’