Gepubliceerd op:

In september 2020 diende het kabinet het wetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’ in bij de Tweede Kamer. Deze wet moet bovenmatig veel lenen bij een eigen BV ontmoedigen. Wat houdt het wetsvoorstel in? En hoe kunt u erop reageren als het u raakt?
Waarom dit wetsvoorstel?
Aandeelhouders met een eigen vennootschap (hierna voor het gemak: ‘BV’) kunnen in bepaalde gevallen belastingheffing lang uitstellen. Door bijvoorbeeld middelen waarover zij privé wensen te beschikken niet als dividend of als loon uit te keren. Maar door die middelen langdurig te lenen van hun BV. Gewone werknemers in loondienst en zelfstandig ondernemers met een eenmanszaak hebben die mogelijkheid om belastingheffing uit te stellen niet.
Op macroniveau gaat het om forse bedragen. Onderzoek uit 2016 door de Belastingdienst wees uit dat ongeveer € 55 miljard was geleend door ‘aanmerkelijkbelanghuishoudens’ bij eigen vennootschappen (een aanmerkelijk belang is simpel gesteld aanwezig bij een belang van 5% of meer). Als schulden ter financiering van de eigen woning erbuiten worden gelaten, ging het nog altijd om zo’n € 25 miljard.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
- De regeling draait om een (veranderlijk) maximumbedrag aan schulden bij een of meer eigen vennootschappen. Heeft een aanmerkelijkbelanghouder samen met zijn of haar fiscaal partner aan het eind van een kalenderjaar in totaal meer dan (in eerste instantie) € 500.000 aan schulden bij een of meer eigen BV’s? Dan wordt het meerdere als fictief regulier voordeel in box 2 belast. Het maximumbedrag van € 500.000 wordt dan verhoogd met het deel van de schulden waarover in box 2 is afgerekend.
- Ook bovenmatige schulden van een ‘verbonden persoon’ – zoals een (klein)kind of (groot)ouder – of diens partner bij de BV van de aanmerkelijkbelanghouder of diens partner (waarin die verbonden persoon of diens partner zelf geen aanmerkelijk belang heeft) tellen mee. Waarbij voor iedere verbonden persoon en diens fiscaal partner een vrijstellingsbedrag van € 500.000 geldt. Het eventuele meerdere wordt toegerekend aan de aanmerkelijkbelanghouder. En telt mee bij de toetsing aan zijn/haar maximumbedrag.
- De regeling is zodanig ruim geformuleerd, dat ook situaties waarbij niet rechtstreeks bij de BV wordt geleend er onder kunnen vallen. Bijvoorbeeld als een derde de lening bij de BV is aangegaan. En weer doorleent aan een aanmerkelijkbelanghouder in die BV. Ook de situatie waarbij de aanmerkelijkbelanghouder bij een derde – dat kan ook een bank zijn – de lening is aangegaan, maar deze lening niet zou zijn gegeven als de BV niet garant zou staan, kan eronder vallen.
- Daalt in enig jaar de bovenmatige schuld ten opzichte van de stand aan het eind van het vorige jaar? Dan wordt een negatief fictief regulier voordeel in aanmerking genomen. Maar niet meer dan eerder als positief regulier voordeel belast is geweest. Het maximumbedrag wordt dan weer verlaagd met het afgeloste bedrag, maar daalt niet onder € 500.000. Het negatief regulier voordeel kan worden verrekend met positief box 2-inkomen.
- Is aan het eind van een kalenderjaar geen aanmerkelijk belang meer aanwezig – bijvoorbeeld door verkoop, schenking of vererving van de aandelen van de BV – dan wordt de regeling toegepast alsof men op dat moment nog een aanmerkelijk belang heeft en het bedrag van de schulden nihil is. Het daardoor in aanmerking te nemen negatief fictief regulier voordeel kan dan normaliter worden verrekend met het positieve vervreemdingsvoordeel in dat jaar.
- Al bestaande eigenwoningschulden in box 1 tellen niet mee voor het maximumbedrag van (aanvankelijk) € 500.000. Nieuwe eigenwoningschulden na 31-12-2022 blijven ook buiten beschouwing voor zover hiervoor een hypotheek wordt gevestigd ten gunste van de BV. Verhuist een bestaande eigenwoningschuld waarvoor u de maximale periode van 30 jaar renteaftrek hebt genoten naar box 3? Dan blijft deze voor deze regeling buiten beschouwing. Voor eigenwoningschulden van verbonden personen gelden dezelfde uitzonderingsregels.
- De maatregel heeft uitsluitend gevolgen voor de belastingheffing in box 2. Civielrechtelijk blijft de lening gewoon bestaan. Rente- en aflossingsverplichtingen blijven in stand. De rente blijft als bestanddeel van de winst in de BV belastbaar. Valt de schuld in box 3, dan verlaagt deze nog steeds de rendementsgrondslag (althans, als de heffingsmethodiek in box 3 niet verandert).
- De maatregel gaat in per 2023.
Wat kunt u doen?
Als de regeling op uw situatie van toepassing is, hebt u nog tot eind 2023 de tijd om desgewenst maatregelen te treffen om het bedrag van de schulden beneden de grens van € 500.000 te brengen.
Hoe u het beste op het wetsvoorstel kunt reageren, zal per situatie verschillen. Dat hangt onder meer af van de vraag in hoeverre er tegenover de schuld aan de BV vermogen staat in privé. Daarbij is van belang tegen welke rente u leent van de BV en welk rendement u op het vermogen maakt. In bepaalde situaties kan de schuld wellicht worden overgesloten naar een bank of andere geldverstrekker. Ook dan maakt het uit tegen welke rente u kunt lenen en of deze lager is dan het (verwachte) rendement op uw vermogen.
Verschillende opties
Hierna gaan we nader in op de gevolgen van verschillende opties om met het bovenmatige deel van de schuld aan de BV om te gaan. Daarbij gaan we uit van de situatie dat er privé in box 3 (meer dan) voldoende compenserend vermogen staat tegenover de schuld aan de BV. Dan zijn de volgende scenario’s denkbaar:
- schuld bij de BV aanhouden
- schuld aflossen met box 3-vermogen
- schuld aflossen via dividenduitkering
- schuld oversluiten naar bank
Schuld bij BV aanhouden
Als u de schuld bij uw BV in stand laat, moet u in 2023 in box 2 belasting betalen over het bovenmatige deel. Sinds 2021 is dat tarief 26,9%. Er zijn situaties denkbaar waarbij dit de voordeligste optie is van de vier. Dat kan zich voordoen als u een lage rente betaalt over de schuld aan de BV en privé over het vermogen een hoger rendement behaalt. Maar dit rendement wel blijft beneden de rente die u zou moeten betalen ingeval van oversluiten naar een bank of andere derde. Hoe hoger de rente is die u aan uw BV betaalt, hoe minder aantrekkelijk aanhouden van de schuld bij uw BV wordt.
Schuld aflossen met box 3-vermogen
Lost u de totale schuld af tot € 500.000 of daaronder? Dan krijgt u in 2023 niet te maken met box 2-heffing over een fictief voordeel. Door privévermogen (box 3) terug de BV in te brengen, kan de BV dit vermogen renderend gaan maken. Aflossen met liquiditeiten of beleggingen heeft geen bijzondere fiscale consequenties. Maar als onroerend goed naar de BV wordt overgeheveld, is overdrachtsbelasting verschuldigd. Aflossen met box 3-vermogen is voordelig als de rente op de schuld aan de BV relatief hoog is en het rendement op het vermogen lager is dan de rente op een externe lening bij een bank of andere derde.
Schuld aflossen via dividenduitkering
Als de BV tot het bedrag van de vordering op privé een dividend uitkeert, kan de schuld hiermee worden verrekend. Er moet dan nog wel 26,9% box 2-belasting worden betaald. Wat overblijft kan vervolgens privé verder renderen. Deze optie is minder voordelig dan met box 3-vermogen aflossen zolang het rendement lager is dan een bepaald omslagpunt. Dat omslagpunt is te berekenen door de effectieve heffing in box 3 te delen door het tarief van de vennootschapsbelasting (vpb). Bij stel 1,4% effectieve heffing in box 3 en 15% vpb: 9,33%. Praktisch gezien is dit vrijwel nooit de voordeligste optie.
Schuld oversluiten naar een bank
Wanneer de bank of een andere derde bereid is om u een lening te verstrekken, kan de schuld aan uw BV hiermee worden afgelost (oversluiten). Ook zo kunt u box 2-heffing in 2023 voorkomen. Bij deze optie kan het mes aan twee kanten snijden. Privé ontstaat voordeel zolang u een rendement behaalt dat hoger ligt dan de rente over de schuld aan de bank. En tegelijk kan op het vermogen dat terugkomt in de BV een rendement worden behaald dat wellicht hoger kan zijn dan de rente die de BV tot dat moment ontving over de lening aan privé. Zolang het rendement hoger is dan de rente op de schuld aan de bank, is dit scenario gunstiger dan terugbetalen met box 3-vermogen. En ook gunstiger dan aflossen via een dividend uit de BV.
Rekenvoorbeeld
In onderstaande grafiek worden de verschillen in uitwerking van de diverse opties zichtbaar, bij de gehanteerde uitgangspunten in het voorbeeld. Daarbij is uitgegaan van liquide beleggingen, waarbij geen overdrachtsbelasting verschuldigd is ingeval van overdracht naar de BV. Belangrijkste variabelen die de verschillen bepalen zijn het rendement (hier 5%) en de verschuldigde rente als geleend wordt bij de BV (hier 1%) respectievelijk bij de bank of andere derde partij (hier 3%). Bij deze uitgangspunten pakt oversluiten van de lening naar de bank het voordeligst uit. Gevolgd door aanhouden van de schuld bij de BV en de box 2-heffing in 2023 accepteren. Daarna volgt aflossen met box 3-vermogen. En minst aantrekkelijk, bij de gekozen uitgangspunten, is de optie om de schuld via een dividenduitkering af te lossen.
Tot slot
De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is nog in volle gang. Het is de vraag of het wetsvoorstel in zijn huidige vorm de eindstreep ongeschonden zal halen. Dit zal mede afhangen van de samenstelling en snelheid waarmee een nieuwe regering gevormd wordt. We blijven het met belangstelling volgen.
Lees ook: Excessief lenen bij de eigen vennootschap: wat kan de bank voor u doen?
Heeft u een vraag over dit artikel?
De specialisten van ABN AMRO MeesPierson komen graag met u in contact.